1. Er is maar één gelijk: het eigen gelijk. Vroeger deden mensen nog weleens, alleen al uit beleefdheid, alsof ze niet van hun eigen gelijk overtuigd waren, maar tegenwoordig zijn dat soort remmingen niet meer nodig; men draagt het eigen gelijk lustvol uit. Ik vermoed dat sommige mensen liever het eigen gelijk uitdragen dan dat ze seks hebben.
2. Probleem van dat eigen gelijk is dat er altijd mensen zijn die niet van dat eigen gelijk overtuigd zijn. Wat doe je met hen, met de vijanden? Uitschelden, monddood maken, ridiculiseren en subtiel bedreigen. Tegenwoordig komt het OM achter je aan als je het niet subtiel doet. Van al deze fenomenen krijgen de sociale media de schuld, zoals wapens de schuld krijgen en niet de mensen die ze gebruiken.
3. Wat moet je doen met je eigen gelijk als je de ander niet wil bekeren? Erop zitten als op een pot met gouden eieren. Het kan ook heel verfrissend werken om eens een tijd niet overtuigd te zijn van het gelijk en ronduit toe te geven het niet te weten. Of eens het vakje ‘geen mening’ aan te kruisen.
4. Mensen hebben de neiging mensen op te zoeken die hun bevestigen in het eigen gelijk. Doorgaans wil men niet bevriend zijn met iemand die steeds weer zegt: ‘Wat jij gelooft, dat is zo achterlijk.’ Mensen willen graag omgaan met iemand die bijvoorbeeld zegt: ‘Wij strijden samen voor een betere wereld.’ Maar dan komt er een derde die zegt: ‘Ik strijd beter.’ Het eigen gelijk en stammenstrijd gaan hand in hand.
5. Voor zover humor relativering is, is humor de vijand van het eigen gelijk.
6. Op feesten praten mensen graag over skivakanties, de nieuwe auto of de huizenprijzen om te verhullen dat ze het eigenlijk over het eigen gelijk hebben.
7.Veel mannen lijken in hun penis het symbool te zien van het eigen gelijk. Tegelijkertijd vrezen veel mannen dat hun penis te klein is. Het eigen gelijk en de angst dat dit gelijk te klein is, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.