Daarvoor vertelde ze dat het kanton Bern en de stad Bern praktisch failliet waren en het daarom voor bibliotheken steeds moeilijker werd om hun taken te vervullen.
‘De boekenmarkt is de afgelopen jaren gekrompen,’ antwoordde ik.
Het was bedoeld als een neutrale opmerking, ik vond het niet echt een heel boeiend onderwerp, bovendien was het te heet voor een gesprek over verkoop.
Maar haar man antwoordde: ‘Als Amazon straks met een soort Spotify voor boeken komt, zal jullie verdienmodel ook veranderen.’
Ook voor het woord ‘verdienmodel’ was het te heet, maar voor ik het gesprek een andere richting op kon duwen zei zijn vrouw: ‘Jij bent te beroemd om in de problemen te komen.’
Ze keek me aan met een vriendelijke, bijna tedere blik in haar ogen. Roem is bij uitstek iets wat op een ander wordt geprojecteerd. Net als heldendom. De held die zelf held meent te zijn, is vooral een narcist en alleen al daarom geen held meer, hooguit een gemankeerde.
Betrekkelijk onverschillig blijven onder datgene wat op je wordt geprojecteerd, hoort bij de taken van de publieke persoonlijkheid. Daarom was het niet goed te antwoorden: ‘Dat valt reuze mee.’
Maar de vraag en de manier waarop de vrouw me aankeek, maakten me in de hitte van die namiddag plotseling duidelijk welke kwaliteit aan roem wordt toegeschreven: die van reddingsboei.
Nu wilde ik best toegeven dat ik mijn eigen reddingsboei was, daarin verschilde ik niet van de meeste andere mensen. Iedereen die zijn eigen reddingsboei is, kent overigens de waarheid van dat vak: het is een hondenbaan.
Er zijn wellicht reddingsboeien die de indruk wekken van zulke goede kwaliteit te zijn dat ze meer dan een kunnen redden. Hoeveel mensen moest ik nog redden? Ik kende als geen ander de waarheid van mijn functie als redder, menigeen had ik ongewild de afgrond ingeduwd.
Het was echter niet het juiste moment voor dergelijke confessies. Ik deed wat ik moest doen: hartstochtelijk glimlachen.