De douanier die in je koffer wil kijken, heeft een van de merkwaardigste beroepen die er zijn. Het beroep lijkt op dat van kamermeisje, maar het kamermeisje kan tenminste ongestoord in andermans spullen snuffelen, de douanier moet dat doen waar de eigenaar van de spullen doorgaans bijstaat.
Lang geleden moest ik een keer, toen ik Amerika binnenkwam, mijn koffer openmaken. De douanier stelde geen enkele vraag, maar was wel geïnteresseerd in een dvd van de komiek Sacha Baron Cohen. ‘Wat is dat?’ wilde hij weten.
‘Een dvd,’ zei ik.
‘Van wie?’
‘Van een Engelse komiek,’ antwoordde ik.
Hij leek me niet te geloven, maar hij liet het erbij.
De Nederlandse douanier is in mijn ervaring anders. Hij begint een gesprek op de quasi-joviale toon van een ietwat aangeschoten man die al uren aan de toog heeft zitten loeren op een slachtoffer.
‘Waar komt de reis vandaan, meneer?’
Zo begint het meestal. Zo ook een week of wat geleden toen ik weer eens op Schiphol landde.
‘New York,’ zei ik.
‘En wat deed u daar?’
‘Daar woon ik.’
‘En hebt u nog wat cadeautjes meege-
bracht?’
Ik zei dat ik geen cadeautjes bij me had.
‘En waarom niet?’ vroeg de douanier.
Ik vond het gesprek nu echt meer op een cafégesprek lijken dan op een conversatie tussen reiziger en douanier.
‘Ik had geen tijd,’ zei ik.
‘U had geen tijd,’ herhaalde de douanier. ‘U had geen tijd voor een cadeautje?’
Hij klonk alsof hij persoonlijk beledigd was.
‘Nee,’ zei ik.
‘En sigaretten?’ vroeg de douanier. ‘Had u daar wel tijd voor? Hebt u sigaretten bij u?’
‘Ik rook niet,’ zei ik, ‘en ik ben tegen roken.’
Als ze over sigaretten beginnen, moet je korte metten maken door te zeggen dat je tegen roken bent. Dat ben ik eigenlijk ook. Dus ik loog niet.
‘En drank?’
‘Ik drink niet en ik ben tegen drinken.’
Dat was wel een leugentje, maar ik had geen drank bij me. Daar ging het om.
‘En een katapult?’ vroeg de douanier. ‘Hebt u een katapult bij u?’
‘Een katapult?’
De douanier beeldde uit wat hij met een katapult bedoelde.
‘Nee,’ zei ik, ‘heb ik ook niet bij me.’
Toen mocht ik doorlopen.