Vele planten zijn onder mijn regime gestorven, maar ik geef de moed niet op. Ik weet niet zeker of ik mijn planten voorafgaand aan reizen verdronken heb of dat ze gaandeweg aan uitdroging en verwaarlozing zijn gestor-
ven. Wel ben ik erin geslaagd de planten steeds langer te laten overleven. De gemiddelde levensduur van mijn planten is nu twee jaar. Een hamster wordt niet veel ouder, heb ik me laten vertellen.
Het helpt misschien dat ik de planten niet meer onder de douche zet. Een man in een bloemenwinkel had tegen me gezegd: ‘Zet je planten voor je op reis gaat onder de douche. Laat de douche een kwartier lopen en daarna zet je ze weer terug.’
Dat was helemaal geen goed idee; planten moeten niet douchen.
Deze week was het weer tijd voor een nieuwe plant. De restanten van de vorige bestonden uit drie kale takken. Het geheel had wel wat weg van een conceptueel kunstwerk, in een museum voor moderne kunst had deze dode plant niet misstaan. Maar ik kan dode planten altijd nog naar het museum brengen, dat heeft geen haast.
De vorige plantenwinkel, waar ze me altijd vriendelijk en toch ook ietwat zorgelijk ontvingen – mijn vragen verontrustten hen: ‘Ik zoek een plant die zes weken zonder water kan?’ ‘Zulke planten bestaan niet en met zulke vragen moet je hier echt niet komen’ – was failliet, en dus ik ging met mijn gebruikelijke vragen naar een andere, nabijgelegen plantenwinkel.
De man, een latino, vermoedelijk de eigenaar, deed wat suggesties.
Ik koos voor de cactus, hoewel ik ook al een paar keer een cactus had vermoord.
‘Ben je veel op reis?’ vroeg de man. ‘Of is het een cadeautje?’
‘Nee, ik ben veel op reis,’ zei ik.
‘Leuk,’ zei hij. ‘Vakantie?’
‘Meestal werk,’ antwoordde ik.
‘Ook leuk.’
‘Verre reizen?’
‘Europa. Meestal.’
‘Mooi. En de planten blijven thuis?’
‘Ja, ik neem de planten niet mee,’ antwoordde ik.
Maakte hij mij belachelijk of kende hij mensen die met hun planten op reis gingen?
Ietwat onzeker rekende ik de cactus af.