In twintig jaar bouwden Emio Greco en Pieter C. Scholten een veelzijdig oeuvre op. In Extremalism, een grote productie voor dertig dansers, kijken ze terug op een repertoire dat één grote viering van de expressieve kracht van het lichaam is.

Het is een hele verbetering. Trokken ze in Amsterdam de afgelopen twintig jaar van de ene lekkende studio naar het volgende krakkemikkige pand, in Marseille beschikken Emio Greco (Brindisi, 1965) en Pieter C. Scholten (Vlaardingen, 1963) over een complex van kantoren en studio’s, gevestigd in een parkje iets ten zuiden van het centrum van de zuid-Franse havenstad.
 
Met een wijds armgebaar toont Scholten het uitzicht vanuit zijn werkruimte: ‘Niet gek, toch? Balkon met olijfbomen, uitzicht op de heuvels.’ Greco werkt intussen met de dansers van het Ballet National de Marseille in een grote studio, waar ook voorstellingen gegeven kunnen worden voor een publiek van 300 man.
Alleen dat al is winst, beamen de oprichters en directeuren van het Amsterdamse ‘stadsdansgezelschap’ International Choreographic Arts Centre (ick) Amsterdam. In twintig jaar bouwden zij hun Italiaans-Nederlandse tweemansonderneming op een zoldertje uit naar een instituut waarin naast de dansvoorstellingen van Greco en Scholten werk van andere, deels aankomende, gastkunstenaars wordt geproduceerd, waar aan reflectie en kennisoverdracht wordt gedaan en internationale contacten worden onderhouden.
 
Sinds september 2014 voeren zij bovendien de artistieke leiding van het Ballet National de Marseille, het tweede gezelschap van Frankrijk. Een unieke situatie die intensieve, grensoverschrijdende samenwerking mogelijk maakt. ‘Ook daarom is onze “dubbelfunctie” belangrijk,’ zegt Scholten, ‘want binnen Europa samenwerken is nog altijd reuze ingewikkeld.’

martini-trilogie

In Extremalism wordt de verbinding tussen de beide groepen meteen onderstreept. Greco en Scholten werken met een groot ensemble van 24 Franse dansers en zes dansers uit Amsterdam. Het is dan ook druk op de studiovloer. Twee maanden voor de première in het Holland Festival is de nieuwe choreografie nog lang niet voltooid. Het wordt, vertellen de twee later aan de vergadertafel in het kantoor van Scholten, een soort ‘back to the future’. ‘Een cadeautje aan onszelf, voor ons twintigjarig bestaan,’ aldus Scholten.

Hij is een vlotte prater, die soepel formulerend filosofen en andere intellectuelen aanhaalt. Greco is bedachtzamer, begint zijn zinnen vaak opnieuw en lijkt meer vanuit zijn lichaam te denken. Zijn uitleg in de studio klinkt ook zo: ‘De voet is een beetje verlegen,’ ‘De ogen trekken de beweging omhoog,’ ‘De handen blijven sensitief.’

Hun choreografieën vielen meteen op. Al in de eerste solo Bianco (1995) werd de toeschouwer getroffen door Greco’s intensiteit en dierlijkheid. Gespannen als een veer, alert en klaar om te reageren op zijn omgeving tripte hij over het toneel, met zijn blik nerveus en staccato de ruimte metend. Met zijn voeten tastte hij onderzoekend de vloer af. Introvert en tegelijk transparant.
Die lichamelijkheid was opmerkelijk. Een groot deel van de danswereld hield zich destijds onder invloed van choreograaf William Forsythe bezig met een puur rationele deconstructie van het lichaam, Greco en Scholten presenteerden het juist als een door intuïtie gedreven schepsel waarin hoofd en lichaam onverbrekelijk met elkaar waren verbonden.
 
Bianco vormde het eerste deel van een drieluik, Fra cervello e movimento (tussen brein en beweging), dat wegens de opvolgende delen Rosso en Extra Dry ook wel de Martini-trilogie is genoemd. Greco leverde het bewegingsmateriaal, Scholten kanaliseerde die woeste stroom in een dramaturgische structuur. In Extra Dry dook voor het eerst een partner op, waarna de overdraagbaarheid van bewegingen, bewegingsintenties en -kwaliteiten een belangrijk onderdeel werden van het werk in de studio.

Post-its

De trilogie vormt in wezen nog steeds de basis van hun oeuvre. Dat is intussen uitgebreid met diverse solo’s voor Greco en groepsstukken die vaak zijn gerangschikt in thema’s (een Dante-trilogie, de reeks Le corps du ballet). Ook waren er diverse expedities naar de wereld van opera, film en toneel. Zo werkten zij in 2003 samen met Toneelgroep Amsterdam (Teorema). Steeds vormde het lichaam van Greco het uitgangspunt voor de choreografie, telkens werd het op andere formaties en disciplines toegepast. In de loop der jaren werden Greco en Scholten vaste bezoekers van internationale podia en festivals. Deze zomer bijvoorbeeld opent het gerenommeerde dansfestival Montpellier Danse met Extremalism.

In Marseille staan de dansers als boksers in paren tegenover elkaar, dreigend, de tegenstander monsterend, nu en dan uithalend met een rechtse swing of een uppercut. Ze stormen in volle vaart op elkaar in, ternauwernood botsingen vermijdend. Het zijn bewegingscitaten uit Rocco, een bekroonde voorstelling uit 2011 naar Visconti’s film Rocco e i suoi fratelli, maar dan vermenigvuldigd. ‘En daardoor kun je eigenlijk niet van quotes spreken,’ meent Scholten. ‘In veelvoud ziet het er totaal anders uit.’

Ook de dansers van het Ballet National de Marseille zijn anders dan de aardse ‘Greco-dansers’. De groep werd ooit opgericht door de Franse choreograaf Roland Petit en is oorspronkelijk van klassieke snit. Een aantal dansers heeft nog de typische, superslanke balletfysiek. Een van de veteranen onder de danseressen valt dan ook pardoes om als ze de felle uithaal van haar partner moet blokken. ‘Extremalisme c’est aller jusq’au bout de ses possibilités,’ staat er op een van de Post-its waarop de dansers hun ideeën over het werk hebben geschreven.

 

Voortdurende onrust

‘Extremalisme’ is een samentrekking van ‘extreem’ en ‘minimalisme’ en wordt ook wel gebruikt als aanduiding voor de stijl van Greco en Scholten. De nieuwe choreografie vormt het vierde deel van de serie Het lichaam in opstand/Le corps en révolte. Die ondertitel, vertellen ze, verwijst naar de crisis, de voortdurende onrust waarin het lichaam zich in onze maatschappij bevindt. Onderworpen aan hypes, multitaskend met een onafgebroken yes-we-can-mentaliteit. Greco betoogt: ‘Het lichaam wil verlost worden van al die eisen van buitenaf. Het wil kalmte en de rust om de diepte in te gaan.’

Greco en Scholten zien een parallel met de positie van de kunsten, die in het huidige tijdsgewricht ook voortdurend aan allerlei voorwaarden moeten voldoen. Concentratie op kernwaarden wordt zo steeds moeilijker. Greco en Scholten blijven die verdieping zoeken. Met een lichaam in verzet, en een voorstelling die met zijn grote bezetting de vuist uitdagend balt naar degenen die de kunsten willen kortwieken.

Extremalism – Het lichaam in opstand/Le corps en révolte
Carré
Vrijdag 12 juni en zaterdag 13 juni