Haenen moet het daarbij niet hebben van langdurig archiefonderzoek of ingewikkelde Wob- of Woo-verzoeken. Liever vertrouwt hij op zijn deskundigheid als beroeps-ouwehoer. Bellen, babbelen, lunchen: dankzij voortdurend contact met de juiste mensen, komt hij te weten wat voor veel anderen verborgen blijft.
Hoe krijgt hij zijn bronnen aan de praat? Wat zijn z’n drijfveren? Komt het nog goed met de bestrijding van de misdaad? Maar natuurlijk ook: wat is zijn favoriete pinguïn? Want naast justitie-verslaggever is Haenen vooral ook ‘pinguïn-professor’ – en altijd startklaar om een enthousiast exposé over die ontroerende zwemvogel te geven.