‘Zij - we noemen haar meisje A - zat in een netwerk van loverboys’, vertelt Cleo Westermann. Ze is Aandachtsfunctionaris Mensenhandel bij Veilig Thuis Flevoland en neemt na ons laatste artikel contact met ons op. Westermann heeft veel ervaring met kwetsbare jongeren. Tot zo’n anderhalf jaar geleden runde ze een gezinshuis voor meiden tussen de 12 en 18 jaar oud. Het tragische verhaal van ‘meisje A.’ is volgens haar illustratief voor de situatie van veel dak- en thuisloze jongeren met een jeugdzorgverleden. Het zijn jongeren die te vroeg op eigen benen moeten staan en speciale hulp nodig hebben.
Deze jongeren vallen op hun achttiende onder de volwassenzorg en andere wetten, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Participatiewet. De overgang tussen die verschillende systemen is problematisch, vertelde Marleen van der Kolk van Stichting Zwerfjongeren Nederland al eerder. Jeugdzorginstellingen laten kwetsbare jongeren op hun achttiende ‘letterlijk los’. Deze jongeren – die trauma’s hebben en waarvan de ouders vaak ‘buiten beeld’ zijn – moeten vervolgens aankloppen bij de gemeente voor hulp. Dat gaat niet altijd goed, concludeert Van der Kolk. Jongeren raken meer dan eens uit beeld. Zo’n 60 procent van de dak- en thuisloze jongeren heeft een verleden in jeugdzorg, blijkt uit eerder onderzoek.