De politie heeft het streven om 80 procent van zedenaangiftes binnen een half jaar door te sturen naar het Openbaar Ministerie (OM). Deze doelstelling wordt echter al jaren niet gehaald, wat leidt tot lange wachttijden voor zedenslachtoffers. In 2019 werd daarom structureel 15 miljoen euro beschikbaar gesteld om de inzet voor zeden bij de politie uit te breiden en achterstanden weg te werken. Daarvan was 7 miljoen euro bedoeld om nieuwe zedenrechercheurs te werven. Maar uit onderzoek van Argos blijkt dat de capaciteit van de zedenteams sinds 2019 nauwelijks is opgeschaald: tijdens deze werving gingen er namelijk veel zedenrechercheurs met pensioen.
De wachttijden voor zedenaangiftes zijn al jaren te lang. Ondanks een financiële impuls van 15 miljoen euro, neemt het deel van de zedenzaken dat de politie binnen de afgesproken termijnen behandelt juist af. Caroline Monster, programmamanager Zeden van de Landelijke Politie, vindt daarom dat er meer focus moet komen op de begeleiding van slachtoffers in plaats van het halen van de termijnen: “Wij sturen op de vraag ‘ben je in contact met het slachtoffer.’”
Sturen op persoonlijk contact
“Wij zijn geen koekjesfabriek, dus op het moment dat we maar blijven sturen op die 80 procent en zeggen ‘ja, dat moeten we halen’ is er een negatieve prikkel rondom ons werk. Dat demotiveert”, vertelt Caroline Monster, Programmamanager Zeden bij de Landelijke Politie. Volgens haar moet de politie zich afvragen of het streven van 80 procent van alle zedenaangiftes binnen een half jaar doorsturen naar het OM nog wel realistisch is.
Monster benadrukt dat de focus minder moet liggen op de snelheid waarmee een zaak in behandeling wordt genomen; volgens haar is de winst vooral te behalen in de begeleiding van slachtoffers: “Wij sturen niet op die 80 procent, wij sturen op de vraag ‘ben je in contact met het slachtoffer.’ Als je weet wat er op dat moment met je zaak gebeurt, dan kan het zijn dat het wachten van een jaar of anderhalf jaar voor een goede afloop van de zaak veel minder ernstig voelt dan dat je helemaal niks hoort.”
Ongehoord en ongeïnformeerd
Slachtoffers voelen zich niet altijd goed begeleid door de zedenrecherche. Dit gevoel wordt gedeeld door Nelly, die aangifte deed van verkrachting en drie jaar moest wachten op een vonnis: “Je wordt helemaal nergens van op de hoogte gehouden. Ik heb gewoon anderhalf tot twee jaar niks gehoord. Dat was het allermoeilijks; je zit gewoon te wachten en te wachten en te wachten.” Nelly twijfelde of ze om meer informatie moest vragen: “Ik ga ze ook niet opbellen, straks leggen ze me weer onderop.” Nelly vertelt dat ze geen zedenrechercheur aan de lijn krijgt, maar slechts wordt doorverwezen naar een emailadres, als ze wel besluit te bellen.
De gevoelens die door Nelly en andere slachtoffers geuit worden, werden in mei 2020 al gesignaleerd door de Inspectie Justitie en Veiligheid in hun rapport ‘Verschillende Perspectieven’. Slachtoffers van zedendelicten voelen zich vanaf de aangifte regelmatig onvoldoende geïnformeerd over hun zaak, concludeerde van de inspectie. Volgens de werkinstructie van zedenrechercheurs moeten zij slachtoffers op relevante momenten gedurende het onderzoek op de hoogte houden. Toch schiet dit er, mede vanwege de hoge werkdruk, soms bij in. Zo sprak de inspectie slachtoffers die via via hadden vernomen dat de verdachte in hun zaak was vrijgelaten, zonder dat zij daarvan op de hoogte waren gebracht door de politie.
Slachtoffer van het systeem
Je als slachtoffer ongeïnformeerd voelen kan grote persoonlijke gevolgen hebben. Dit merkte ook Nelly, voor wie het lange wachten en de onzekerheid op een gegeven moment te veel werd: “Ik zat ’s morgens huilend op de bank en dat ging de hele dag door. Het was helemaal erg toen ik wist dat het een zaak zou worden, want het duurde dan ook nog een half jaar voordat de eerste zitting was.” Volgens Rosa Jansen, voorzitter van de Raad van Bestuur van Slachtofferhulp Nederland, hebben zedenslachtoffers regelmatig het gevoel door een gebrek aan begeleiding slachtoffer te worden van het systeem: “Dat kan het gevolg hebben dat de traumatische uitwerking langer duurt en nog veel ernstiger is.”
Desondanks benadrukt Caroline Monster dat het absoluut nog wel in het belang van het slachtoffer is om aangifte te doen. Ze stelt dat het voor slachtoffers vaak belangrijk is dat de dader gestraft wordt. “Zeker in zedendelicten is dat vaak noodzakelijk, om recht te doen aan wat er met het slachtoffer is gebeurd”, aldus Monster.
In het najaar komt de Inspectie van Justitie en Veiligheid met een slotevaluatie of de bejegening van zedenslachtoffers inderdaad is verbeterd en of er meer aandacht is voor de behoeftes van slachtoffers die zich onvoldoende geïnformeerd voelen.