In het zogeheten Syria Oral History Project hebben 85 gevangenisslachtoffers van het regime van Bashar al-Assad en 30 daders de afgelopen jaren gedetailleerd hun verhaal verteld. Zij deden dit aan hoogleraar Holocaust- en genocidestudies Uğur Üngör en aan Jaber Baker, een Syrische onderzoeker en schrijver die zelf ook een tijd in de gevangenis heeft gezeten. Zij verzamelden deze getuigenissen voor hun boek ‘De Syrische Goelag’. In verband met de gevoeligheid van de materie en de veiligheid van de respondenten zijn deze getuigenissen niet openbaar. Bovendien zijn alle interviews in het Arabisch afgenomen. Via de vertalingen met medewerking van het Fonds Bijzondere journalistieke projecten is het nu mogelijk een indruk te krijgen van de lugubere realiteit in de gevangenissen van Assad, waar martelingen aan de orde van de dag zijn. Al meer dan vijftig jaar gebeurt dit stelselmatig, ook tijdens het presidentschap van de vader van Bashar al-Assad, Hafiz al-Assad.
In Nederland wonen steeds meer Syriërs aan wie op het eerste gezicht niets te zien is, maar trauma’s hebben omdat zij gemarteld zijn in hun land van herkomst. Hun verhalen zijn onbekend en hun problematiek is vaak onbegrepen. Argos en Trouw publiceren daarom vandaag in samenwerking met Uğur Ümit Üngör, hoogleraar Holocaust- en genocidestudies van het NIOD-instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, gedetailleerde ooggetuigenverslagen van drie ex-gevangenen van het Syrische schrikbewind onder president Assad. Unieke getuigenissen van slachtoffers woonachtig in Nederland die niet eerder toegankelijk waren voor een groter publiek.
Oral history project van het NIOD
op deze pagina
Ex-gevangenen
Muhannad al-Ghabbash (35) woont tegenwoordig in Nederland, maar leidde in 2011 studentenprotesten tegen het regime van de Syrische president Bashar al-Assad, die de hele wereld over gingen. Hij was toen vierdejaars rechtenstudent in Aleppo. De inlichtingendiensten pakten hem meerdere keren op en hij onderging martelingen in de gevangenis. Voor hem is het nog altijd ‘heel moeilijk’ om te praten over 2011 ‘omdat dit het moment was dat alles voor mij veranderde.’
Lees de getuigenis van Muhannad al-Ghabbash
Akram al-Saud is 33 jaar en woont ook in Nederland, hij komt uit Deir Ez-Zor. Hij is vier keer gearresteerd voordat hij Syrië ontvluchtte. De langste detentie begon op 28 maart 2010, voor de revolutie, en duurde 9 maanden. Hij werd toen opgepakt door de inlichtingendienst van de luchtmacht. Hij was destijds student aan de Architectuur Faculteit in Aleppo. Na de revolutie in 2011 is hij nog drie keer gearresteerd. ‘Als ik de gevangenis in een woord zou moeten omschrijven zou ik zeggen: graf.’
Lees de getuigenis van Akram al-Saud
Rehab Abdulftah komt ook uit Deir Ez-Zor, ze is 45 jaar en heeft drie kinderen. Ze was schooldirectrice op een middelbare school op het platteland van Damascus. Ze is twee keer gearresteerd in 2013, een keer een dag, de tweede keer vijf maanden. ‘Het eerste wat ze deden is mijn hijab (hoofddoek) afdoen. Dit is wat mij en mijn geloof brak.’
Lees de getuigenis van Rehab Abdulftah
2 miljoen Syriërs gemarteld
Volgens een ruwe schatting hebben 2 miljoen van de 24 miljoen Syriërs, zo’n 8 procent van de bevolking, ooit in de gevangenis gezeten. Duizenden mensen die de martelingen en onmenselijke omstandigheden overleefden, wonen tegenwoordig net als Muhannad, Akram en Rehab in Nederland. Ongeveer de helft van de ex-gevangenen van het Syrische Bashar-regime kampt met psychische problemen en heeft psychische hulp nodig die in Nederland lang niet altijd voorhanden is, blijkt uit onderzoek door Argos. Dat is een maatschappelijk probleem: de getraumatiseerde ex-gevangenen kunnen niet alleen moeilijk hun leven weer oppakken, maar zijn ook een gevaar voor zichzelf of voor anderen.
Arabische lente
Duizenden studenten demonstreren in het voorjaar van 2011 tegen het schrikbewind van president Bashar al-Assad. Andere landen in het Midden-Oosten als Tunesië en Egypte gingen hen al voor, het werd de Arabische lente genoemd. De studenten eisen het aftreden van Assad, de vrijlating van duizenden politieke gevangenen en een einde aan de corruptie in het land. Muhannad was een van die studenten. ‘Ik organiseerde de meeste demonstraties in Aleppo en voerde het contact met de anderen. Heel veel studenten – duizenden – kenden mij.’
Vrijheid
Muhannad is op dat moment rechtenstudent en werkt bij een telecombedrijf om zijn studie te kunnen betalen. ‘Ik was een echt feestbeest. Ik hield van dansen, drinken, nieuwe mensen leren kennen en ik speelde veel theater. Dit is wie ik was. Maar toen in 2011 de revolutie begon zei ik tegen mijzelf oké ‘wat ik nodig heb is mijn waardigheid en vrijheid. Het is niet voor mij, maar voor mijn volk en mijn land. Je zal veel gaan verliezen, je opleiding, familie, maar je moet nooit opgeven. Vrijheid komt op de eerste plaats.’
De Syrische regering biedt haar ontslag aan, maar Assad blijft aan. Het lijkt een concessie aan de studenten, maar het ontaardt in niets ontziend geweld. Na het vreedzame verzet pakken de studenten ook de wapens op. Een paar maanden later, in juni, richten tegenstanders van Assad het Vrije Syrische Leger op. Zij bewapenen zichzelf. De burgeroorlog is een feit.
Muhannad wordt na zijn derde arrestatie in december 2011 na zestien dagen non-stop martelen gedwongen tot het geven van een valse bekentenis. ‘Ik was helemaal naakt. Ze hingen me op aan mijn armen. Toen begon een inlichtingenagent mij te ondervragen. Hij vroeg me: ‘Wie heeft je het explosief gegeven? Waar is de lijst met doelwitten die jij op wilde blazen? Wie heeft je geholpen om het uit te voeren?’ Ik zei tegen hem: ‘Je hebt de situatie verkeerd begrepen. We verspreiden flyers en ik coördineerde studentendemonstraties’. Hij zei: ‘Nee, nee, dit verhaal willen we niet.’ Ze gingen verder met martelen, veel slaan en schoppen. Ik herinner me dat ik tijdens deze fase twee of drie keer het bewustzijn verloor. Uiteindelijk bezwijkt Muhannad. Hij bekent iets dat hij naar eigen zeggen nooit gedaan heeft en wordt daardoor gebrandmerkt als terrorist.
Publiek belang
De ooggetuigenverslagen van het Oral history project van het NIOD zijn diepgaande en gedetailleerde opgenomen vraaggesprekken over hun tijd in de gevangenis, die soms wel drie uur duren. Volgens hoogleraar Üngör is het van belang dat deze getuigenissen opgetekend worden: ‘Het is een publiek belang, vaak zijn er allemaal zorgkosten en soms zijn er ook problemen met veiligheid.’
Check
Ook voor eventuele bewijsvoering is de optekening van deze verhalen belangrijk. Üngör vertelt dat het moeilijk is de getuigenissen honderd procent te checken: ‘Wij hebben dat zoveel mogelijk geprobeerd, vooral door mensen uit dezelfde cel te spreken. Als er geen inconsistentie zit in de verhalen is er wel een probleem.’
De verhalen zijn geverifieerd door ze grootschalig met elkaar te vergelijken, te contrasteren en te laten convergeren. Üngör en Baker hebben steeds dezelfde semigestructureerde vragenlijst gebruikt rekening houdend met het feit dat trauma en herinnering het verleden kunnen vervormen. Üngör: ‘Wat voorop staat is het massale van de gebeurtenissen in de gevangenissen en de patronen en dynamiek van geweld waar mensen aan blootgesteld worden.’
De gehele vertalingen van de interviews met Muhannad, Akram en Rehab uit de Oral history bank van het NIOD zijn hier te lezen. Eind mei wordt nog een samenvatting van een interview met een voormalige dader van het Assad-regime toegevoegd.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
samenvatting getuigenissen
"Ik ben een 35- jarige Syrische man en ben drie keer achter elkaar gearresteerd. Ik was de oprichter van de Revolutie Universitaire Coördinatie in Aleppo. We verspreidden flyers en spoten leuzen op muren. Onze demonstraties werden groter en onze stemmen luider. Op 30 juni 2011 werd ik een dag gearresteerd. Daarna werd ik op 6 augustus 2011 gearresteerd en na 2,5 maand vrijgelaten. Twee maanden later werd ik weer gearresteerd en zat ik iets meer dan 1,5 jaar vast, tot 17 juni 2013.
Onze cel was ongeveer 3 meter bij 2 meter. Deze ruimte is gemaakt voor ongeveer twintig personen, maar we zaten er met 27 mensen. Er was niemand die een tegel voor zichzelf had, mensen staan en slapen in ploegen. Niemand slaapt liggend, je gaat zitten en een andere gevangene zit bijna op je schoot. Alsof je in een trein zit, maar dan nog dichter op elkaar.
De eerste paar maanden zat ik bij de militaire veiligheidsdienst in Aleppo. Ze hingen me op aan mijn armen. Toen begon een inlichtingenagent mij te ondervragen. Hij vroeg me: ‘Wie heeft je het explosief gegeven? Waar is de lijst met doelwitten die jij op wilde blazen? Wie heeft je geholpen om het uit te voeren?’ Ik zei tegen hem: ‘Je hebt de situatie verkeerd begrepen. We verspreidden flyers en ik coördineerde studentendemonstraties’. Hij zei: ‘Nee, nee, dit verhaal willen we niet.’ Ze gingen verder met martelen, slaan en schoppen. Ik herinner me dat ik tijdens deze fase twee of drie keer het bewustzijn verloor.
Het ergste was eerlijk gezegd de ernst van de martelingen en afranselingen, die waren waanzinnig. Ik had al vijf dagen niet geslapen en ik werd al vijf dagen gemarteld. Ik was ook naakt, mijn tanden waren afgebroken en mijn ogen staken uit. Mijn lippen waren gescheurd. Mijn nagels waren eruit getrokken. De eerste drie dagen verloor ik mijn vingernagels en teennagels volledig. Ook werden tijdens de marteling tien spijkers in mijn handen en voeten geslagen.
Als instrument bij de martelingen werden vaak siliconen in gezet. Een zeer gevaarlijke uitvinding. Het is een staaf van twee meter lang en hij is breed, niet erg dun, maar licht van gewicht en wikkelt zich ongeveer twee of drie slagen om de vuist, zodat hij onderdeel wordt van de hand van de beul. De beul beweegt alleen zijn hand, en dan zwiept de staaf in de lucht en daalt neer. Van mijn ervaring in gevangenissen, gedurende ongeveer twee jaar en een paar maanden, zijn de siliconen het ergste om mee geslagen te worden. Dit is een nieuwe generatie martelwerktuigen naast elektrische stokken, knuppels, houten stokken, kabels en elektriciteit.
Ik kwam vrij nadat mijn vrienden ongeveer een miljoen Syrische ponden, ongeveer 20.000 dollar, als steekpenning aan de rechter betaalden. Hij heeft het geld aangenomen en ons, zonder de zaak te lezen, vrijgelaten."
"Als ik de gevangenis in één woord zou moeten omschrijven zou ik zeggen: graf. Ik ben vier keer gearresteerd voordat ik in 2016 Syrië ontvluchtte. De langste detentie duurde negen maanden. Ik was destijds, 28 maart 2010, eerstejaarsstudent aan de architectuurfaculteit van Aleppo, en ik werd opgepakt door de inlichtingendienst van de luchtmacht.
Ik wist toen niet waarom ik gearresteerd werd. Later hoorde ik dat het te maken had opmerkingen die ik had gemaakt tijdens een zomerkamp van de universiteit. Ik was daar met een groep vrienden die zich ook tegen het regime keerde. Iemand had ons horen praten en mij aangegeven. Anderen wisten zichzelf vrij te kopen.
Na mijn arrestatie werd ik overgebracht naar de militaire luchtbasis Mezze in Damascus. Aanvankelijk deelden we een isolatiecel met zijn tweeën. Toen het koud werd, gaven ze ons militaire dekens die vol luizen zaten. Vanaf dat moment werd het een hel. We zaten namelijk in een gevangenis zonder ventilatie en het aantal gevangenen nam toe. We konden niet meer ademen.
Twee maanden lang zaten we met 16 mensen in deze cel. Omdat we zo dicht op elkaar zaten, ontstond er schurft. Veel mensen kregen koorts, en sommigen ook steenpuisten. Dat voelt alsof je lichaam op het punt staat te ontploffen. Ik heb nooit een dokter gezien. We douchten één keer in de 6 maanden.
Ik kon niet slapen; er was geen plek om te slapen. Er pasten maar zeven mensen naast elkaar op de grond. Het werd steeds viezer, de luizen en het vuil maakten me doodsbang. Hierdoor heb ik toch geslapen. Ik kon mijn hoofd niet op de grond leggen vanwege de viezigheid. Ik walgde ervan. De grond was nat van het zweet en bloed. Het eten was slecht, er was een rampzalige stank op het toilet en een tekort aan water…. Ze brachten geen water, je ging meestal naar het toilet en dronk daar.
Het martelen gebeurde niet alleen tijdens de ondervraging. Ik kreeg meer afranselingen van de gevangenisbewaarders dan van de ondervragers. Het verhoor eindigde als je een vingerafdruk had gegeven (ter ondertekening van een vaak valse bekentenisverklaring, red.). Ik moest elke dag naar het toilet. Als je daar naartoe ging kreeg je klappen van de gevangenisbewaarders. Bijvoorbeeld bij een verkeerde loopbeweging. Dan sloegen ze je zo op de grond. Deze mensen deden dit voor de lol.
Nadat ik werd vrijgelaten had ik nachtmerries. Ik heb destijds geprobeerd een psychiater te vinden. Toen ik verhuisde naar de bevrijde gebieden (in handen van de oppositie, red.) hielden ze pas op. Ook daar was het spannend. We werden gebombardeerd door het regime.. Maar ik wist dat niemand me zou arresteren. Nadat ik in 2016 naar Nederland vluchtte, kwamen de nachtmerries terug. Ik ben ervoor behandeld bij Arq ‘45, een gespecialiseerd traumacentrum voor oorlogsslachtoffers."
"Ik ben 45 jaar en heb drie kinderen. Ik werkte vroeger als schooldirectrice op een middelbare school op het platteland in de buurt van Damascus. Ik ben twee keer gearresteerd , één keer een dag, de tweede keer vijf maanden.
In 2013 kwamen leerlingen naar mij toe uit de regio Al-Rastan. Ik regelde hun papieren en gaf ze lesmateriaal, schreef ze in op mijn school, en liet ze examen doen. Dat is de reden dat ik voor het eerst werd gearresteerd, voor een dag. Toen ik werd vrijgelaten begon ik humanitaire hulp te verlenen aan mensen uit het gebied waar de oppositie de dienst uitmaakt.
Ik werd thuis gearresteerd door mannen die de controlepost vlakbij mijn huis bemanden. Toen ik mijn stem tegen hen verhief, pakten ze me met geweld vast, blinddoekten ze me en bonden mijn handen vast met een “tie wrap”. Ze stopten me in een busje en brachten me naar het politiebureau in Qatana (een stad in het zuiden van het land, red.).
Een militair van ongeveer 22 jaar fouilleerde me van top tot teen. Als eerste deed hij mijn hijab (hoofddoek) af. Dit is wat mij en mijn geloof brak. Dit was de eerste keer dat een vreemde man me aanraakte, hij zat aan mijn borsten en gevoelige delen. Het voelde alsof het einde der tijden nabij was. Helaas herbeleef ik dit moment nog steeds elke keer dat iemand me aanraakt.
Ik kom uit het oosten van het land. Mannen en vrouwen mengen zich niet in onze gemeenschap. Er is een bepaald systeem waarin we leven. In de gevangenis werd dat doorbroken. Toen het leger me meenam was ik omringd door tien mannen. Ze namen mijn hoofddoek af die ik al sinds mijn negende droeg. En ik dacht bij mezelf, wat betekent het dat iemand je zo aanraakt….
Ik beschouw mezelf als slachtoffer van verkrachting. Het maakt niet uit hoe ze het deden en het hoeft niet van seksuele aard te zijn. Alleen al het feit dat iemand je met geweld heeft aanraakt wordt verkrachting genoemd en is een inbreuk op de vrijheid van de ander.
Die avond werd ik meegenomen naar de gevangenis van afdeling 227 in Mezze. Het stonk er enorm, alsof je op een vuilnisbelt was. De vloer was zo vies en plakkerig dat je voeten aan de grond plakten. De muren waren geel en rottend. Ze brachten me eerst naar een groepscel. Er waren ongeveer 40 vrouwen, de ruimte was niet groter dan 4 meter bij 4 meter. Je zit op dezelfde plek waar je eet, poept en slaapt. Er is geen frisse lucht. Er is geen ruimte om op adem te komen. Veel van de meiden hadden diabetes of chronische ziekten zoals hoge bloeddruk. De meest voorkomende kwaal was huidziekten. Ik had zelf een hoofdhuid infectie. Je sliep op rotte dekens die al jaren niet gewassen waren. Als je klaagde dat je ziek was, sloegen ze je in elkaar. Ze zeiden dat je niet in een hotel zat om medicijnen te bestellen.
Meer dan eens openden de bewaarders de deur terwijl we aan het douchen waren. Ze zagen ons naakt. Protesteren was onmogelijk. Soms sloegen ze ons in elkaar terwijl we douchten.
Mijn familie dacht dat ik dood was. Een tante zag me in de gevangenis en lichtte mijn familie in dat ik in de gevangenis in Adra zat. De volgende dag kwam mijn moeder naar Damascus. Zij zag me voor het eerst van achter de gaasbarrière. Ik kan niet beschrijven hoe het voelde dat we elkaar niet konden aanraken. Mijn moeder was erg bang. Ze moest iemand om deze gunst vragen en geld betalen om mij te kunnen zien."