Hij heeft het wel een beetje gehad met de discussie over de ‘geborgde’ zetels in de waterschapsbesturen, verzucht Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen. ‘Je kunt eeuwenlang praten over wat de ideale bestuursvorm, maar ik hoop dat we na dat gesprek verder kunnen gaan met besturen, de uitdagingen van de toekomst zijn daar te groot voor. Dus graag duidelijkheid.’
De discussie richt zich met name op de geborgde zetels, speciaal gereserveerde plekken in het waterschapsbestuur voor bedrijven, agrariërs en natuurorganisaties. Zij vertegenwoordigen hun eigen specifieke belangen en hebben gezamenlijk tussen de twintig en dertig procent van de zetels in het bestuur. De rest bestaat uit vertegenwoordigers van politieke partijen, waarvan sommige zich speciaal richten op de waterschappen, die door de bevolking worden gekozen.
Op de vraag of dit wel een eerlijk systeem en van deze tijd is antwoordt Van der Sande behendig dat ‘de wetgever dat tot nu toe van wel vindt’. Want de Unie zelf heeft er geen mening over om de ‘doodeenvoudige reden dat de waterschappen tot op het bot verdeeld zijn’.
Een andere kwestie die al tien jaar speelt zijn de waterschapbelastingen. December vorig jaar lukte het de waterschappen na ellenlang discussie eindelijk om een unaniem voorstel aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat te doen, na twee eerdere mislukte pogingen. Maar daarna kwam er toch bezwaar van werkgeversorganisatie VNO-NCW. ‘Ik was wel verrast en niet positief verrast dat VNO-NCW, tegen was,’ zegt Van der Sande.
De waterschapbelastingen zijn complex met allerlei correctiemechanismen. Kort na de invoering in 2009 waren de grenzen om te corrigeren al bereikt. Met het voorstel voor herziening wil de Unie tot een gelijkmatiger en rechtvaardiger belastingsysteem komen. Sommige partijen steekt het vooral dat burgers ruwweg 80 procent van de belastingen ophoesten en bedrijven en boeren de rest.