Abdul Qadeer Khan is dood. De Pakistaanse atoomgeleerde stierf zondag aan Covid19 in Islamabad. Hij was in de jaren zeventig een tijdje gedetacheerd bij de uraniumverrijkingsfabriek Urenco in Almelo. Hij stal daar nucleaire kennis, nam die mee naar zijn geboorteland en stond zo aan de basis van de ontwikkeling van de Pakistaanse atoombom.

Later verkocht Pakistan de cruciale nucleaire informatie van Khan door aan Iran, Noord-Korea en Libië.  De ‘Vader van de Islamitische atoombom’ was een nationale held in Pakistan, voor de rest van de wereld een berucht atoomspion. Eén van de gevaarlijkste mannen ter wereld, noemde de baas van de CIA hem ooit.

Diezelfde CIA en andere inlichtingendiensten, zoals de Nederlandse Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD, nu AIVD) speelden in de jaren zeventig en tachtig echter een schimmenspel in wat later ‘de affaire Khan’ zou gaan heten. Want waarom werden duidelijke aanwijzingen dat AQ Khan spioneerde genegeerd? Waarom werd zijn directe collega Frits Veerman, die zijn vermoedens daarover uitsprak, ontslagen? En waarom werd Khan nooit veroordeeld voor diefstal van supergeheime strategische informatie? Was Khan een geniale spion of een marionet van de inlichtingendiensten in de meest ijzige periode van de Koude Oorlog?

Cold case

Argos maakte begin deze eeuw een aantal uitzendingen over het netwerk van Abdul Khan. Onderzoeksjournalist Kees van den Bosch vertelt dat zijn toenmalige eindredacteur Gerard Legebeke hem op het spoor zette, nadat in 2003 bekend werd dat Khan’s nucleaire kennis doorverkocht was aan Iran, Libië en Noord-Korea. ‘Het was een soort cold case. Misschien dat mensen rondom Khan bijna 30 jaar na de diefstal wel genegen zouden zijn om te praten over wat er toen precies was gebeurd,’ zegt Kees van den Bosch.

Van den Bosch sprak met medewerkers van justitie die betrokken waren geweest bij het proces tegen Khan in Nederland dat in de jaren tachtig was geëindigd door een vormfout. Khan ging vrijuit. Was dat dommigheid of opzet? Die speurtocht eindigde in veel suggestie, maar geen hard bewijs. 

Wel kreeg hij via via regeringsdocumenten in handen waarin zwart op wit te lezen stond dat de Nederlandse regering begin jaren zeventig wist dat Khan spioneerde, dat hij daarom werd overgeplaatst naar een andere afdeling, maar dat alles geheim moest blijven. Van den Bosch: ‘De vraag waarom werd almaar meer prangend. Ik ben begonnen met het benaderen van ex-ministers en kwam uit bij Ruud Lubbers, die minister van Economische Zaken was in de jaren zeventig en later tijdens het mislukte proces tegen Khan in de jaren tachtig, minister-president was. Helaas wilde Lubbers mij toen niet te woord staan over deze zaak’.

Hiroshima

Inmiddels waren er wel al twee uitzendingen gemaakt over de zaak Khan en het netwerk om hem heen, met een hoofdrol voor zijn Nederlandse vriend Henk Slebos, een meermaals veroordeelde wapenhandelaar. 

In December 2004 bracht de New York Times het nieuws dat anonieme bronnen beweerden dat de CIA in de jaren zeventig en tachtig twee keer aan de Nederlandse regering had gevraagd niet op te treden tegen AQ Khan. Net toen Van den Bosch vreesde dat zijn onderzoek naar de rol van de Nederlandse overheid en de inlichtingendiensten een beetje dood zou lopen, kreeg hij begin 2005 een telefoontje uit Hiroshima. 

De Japanse omroep wilde zestig jaar na het werpen van de eerste atoombom op Hiroshima een documentaire maken over Abdul Khan. Ze vroegen Van den Bosch om samenwerking bij het vinden van sprekers. Van den Bosch suggereerde uiteraard Ruud Lubbers en die bleek de Japanners wel te willen ontvangen. ‘Lubbers vertelde hen in het Engels onomwonden alles wat ik hem ook had willen vragen’, zegt Van den Bosch. ‘Ik was verbijsterd en besloot Lubbers weer te bellen. Ik vertelde hem dat ik best de Engelse versie van zijn verhaal wilde uitzenden, maar dat het natuurlijk veel mooier was als ik nog een keer langs zou mogen komen voor de Nederlandse vertaling.’ Lubbers stemde toe. 

Lubbers vertelde in de Argos-uitzending van 19 augustus 2005 dat hij als ex-minister van Economische Zaken in de regering Den Uyl en later als premier van zijn eigen kabinet, tot twee keer toe dus, te maken heeft gehad met inmenging van de CIA. Die drong er op aan dat de Nederlandse regering geen (juridische) actie zou ondernemen tegen Khan zodat de geheime diensten de man in de gaten konden houden en zo meer informatie konden krijgen over zijn netwerk. Met als resultaat dat uiteindelijk niet alleen Pakistan, maar ook Libië, Iran en Noord Korea en misschien zelfs wel Bin Laden toegang kregen tot de eens in Nederland gestolen atoomgeheimen.

Nevelen

Het antwoord op de vraag in hoeverre de geheime diensten de gangen van Abdul Khan stuurden of juist omgekeerd, dat hij hen aan het lijntje hield, blijft nog wel in nevelen gehuld. Al zijn er sinds 2005 ook andere publicaties geweest, onder meer in de VS en in Duitsland, die steeds meer licht op de zaak werpen. 

Van den Bosch verbaast zich over het feit dat in de talrijke necrologieën die de afgelopen dagen verschenen over Khan er vrijwel nergens verwezen wordt naar de rol die Nederland en een aantal inlichtingendiensten hebben gespeeld in de carrière van de atoomspion die dus direct of indirect hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de nucleaire machten in het Midden Oosten en Azië.

Wie weet zal de dood van AQ Khan een nieuwe impuls geven aan het onderzoek. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

bekijk ook