Voor de in het diepste geheim opererende ‘spionnen’ van de politie is een gezonde politiecultuur essentieel. Maar deze omgeving ontbreekt en de aanpak van ongewenst gedrag faalt. ‘Je wisselt geen gevoelige informatie uit met mensen die je niet vertrouwt.’

‘Je kan niets bespreken zonder dat je op het matje wordt geroepen. Er heerst een soort angst om het gesprek aan te gaan.’ Een onderzoek door KPMG naar de cultuur binnen de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO) van de Landelijke Eenheid van de politie heeft harde conclusies opgeleverd: er worden véél misstanden waargenomen maar erover praten kan niet en de aanpak ervan heeft geen prioriteit. De politiemensen van DLIO houden zich bezig met heimelijke en internationale inwinning van informatie over criminelen. Het werk van DLIO was bijvoorbeeld cruciaal in het onderzoek naar de organisatie van ‘topcrimineel’ Ridouan T. Er werken honderden politiemensen. 

Onthullingen

Het onderzoek van KPMG Integrity begon na onthullingen vorig jaar over problemen bij de ‘spionnen van de politie’ door Argos,gevolgd door NRC Handelsblad. Er was sprake van een grote vertrouwenscrisis. Leidinggevenden zouden misstanden hebben afgedekt en elkaar de hand boven het hoofd hebben gehouden. Klachten werden niet opgepakt en problemen niet opgelost, met verstoorde verhoudingen en wantrouwen tot gevolg. De problemen hadden volgens politiebronnen flinke gevolgen voor het functioneren van afdelingen bij DLIO. Inlichtingenmedewerkers zouden vanwege onderling wantrouwen zelfs niet meer alle tips van informanten durven te delen met het eigen team. 

Bij een van de Teams Criminele Inlichtingen (TCI), dat onder DLIO valt, had een groot aantal medewerkers zich beklaagd over hun leidinggevenden. ‘Fouten worden er altijd gemaakt. Alleen bestaat de pijn eruit dat de leiding er geen lering uit wil trekken. Er wordt niet over gesproken. Er wordt weggekeken, er heerst een doofpotcultuur en dat leidt tot spanningen. Ook in de leiding’, aldus één van de bronnen van Argos. Onder meer over de dood van twee informanten waar mogelijk fouten door de politie aan vooraf waren gegaan, bestonden jaren later intern nog steeds grote vragen. 

Vrij snel na de berichtgeving hebben meerdere leidinggevenden bij DLIO het veld moeten ruimen. Onder hen was begin dit jaar ook toenmalig DLIO-baas Henk Bril. Van een cultuur van afdekken, waar hij zelf ook een rol in zou spelen, was volgens hem geen sprake. ‘Dat werp ik verre van me’, benadrukte Bril vorig in een interview met Argos, naar aanleiding van de klachten. Bril werkt inmiddels buiten de politie.

Geen melding

Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat 253 politiemedewerkers van DLIO in het afgelopen jaar liefst 611 incidenten hebben waargenomen. ‘Fors meer dan wat wij doorgaans verwachten bij een dergelijk aantal respondenten’, aldus de onderzoekers. Voortrekken (188), machtsmisbruik (141), pesten (62) en discriminatie (57) kwamen het meest voor. ‘Het is handig als je bepaalde mensen met een leidinggevende functie kent, want zij kunnen jou helpen om stappen in je carrière te maken’, klinkt het bijvoorbeeld.  

Andere misstanden die worden genoemd: onprofessioneel gedrag, kleineren, opportunisme door de teamchef, fraude met verantwoording van uren, het ‘oldboysnetwerk’, misbruik van de dienstauto, liegen en roddelen.

Politiemedewerkers maken volgens het KPMG-rapport vaak geen melding van misstanden. Ruim honderd deelnemers aan het onderzoek denken dat melden ‘geen zin heeft’, terwijl nog eens ruim zestig medewerkers verwachten dat dit zelfs negatieve gevolgen voor henzelf zou hebben. ‘Tegenspreken is slecht voor je carrière’, aldus een van de respondenten. Van de medewerkers die zeggen dat zij zelf slachtoffer zijn geweest van een ‘overtreding van een gedragsnorm’ zegt maar liefst 70 procent dat zij dit niet hebben gemeld, of in ieder geval niet in alle gevallen. 

De onderzoekers komen tot de slotsom dat ‘de aanpak van ongewenst gedrag geen prioriteit is binnen de DLIO’. Ook constateren ze dat het binnen de hele dienst ontbreekt aan aandacht voor het onderwerp ongewenst gedrag. ‘Er wordt niet gesproken over (on)gewenst gedrag, het wordt stil gehouden en fouten worden niet toegegeven. Totdat iemand naar de pers stapt, juist omdat het te lang stil is gehouden’, zegt een deelnemer.

Heeft u tips of opmerkingen over deze kwestie? U kunt ons mailen.
Of neem anoniem contact op via Publeaks. 

Rol leiding

Jelle van Buuren van de Universiteit Leiden kent de politieorganisatie goed. Hij benadrukt dat juist bij DLIO een gezonde cultuur essentieel is. ‘In de Landelijke eenheid van de Nederlandse politie zijn een aantal taken samengebundeld die alle gevoelig zijn en doorgaans sterk afgeschermd. Denk aan de bestrijding van de zware, georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Binnen de verschillende dienstonderdelen wordt gewerkt met hoogst vertrouwelijke informatie, bijvoorbeeld afkomstig van informanten. Bedreigde getuigen worden beschermd en ook de internationale informatie-uitwisseling en samenwerking verloopt via de Landelijke eenheid’, aldus Van Buuren.

Hij analyseert: ‘Stuk voor stuk onderdelen van het politiewerk die niet alleen zeer gevoelig zijn en afgeschermd, maar ook staan of vallen bij goede persoonlijke verhoudingen en onderling vertrouwen. Je wisselt geen gevoelige informatie uit met mensen die je, om wat voor reden dan ook, terecht of onterecht, niet vertrouwt. Je deelt geen dilemma’s of problemen als daar geen ruimte voor lijkt te zijn. En omdat het zo’n afgeschermde wereld is, slaan dergelijke conflicten altijd hard naar binnen.’ 

In de Volkskrant zegt Jannine van den Berg, chef van de Landelijke Eenheid, in reactie op het KPMG-rapport dat ze ‘te veel heeft vertrouwd’ dat andere leidinggevenden aandacht hadden voor het ‘cultuuraspect’. ‘Ik heb daar dus te weinig op doorgevraagd. Je moet een veenbrand blussen voordat het een steekvlam wordt. Dit rapport is een steekvlam.’ Deze uitleg is opmerkelijk omdat de eenheidsleiding, onder wie Van den Berg, eerder al signalen moet hebben gekregen over de cultuurproblemen. 

In het KPMG-rapport staat ook dat medewerkers in een jaar tijd negentien keer een misstand hebben gemeld bij de leiding van de Landelijke Eenheid en 24 keer bij de chefs van DLIO. Volgens het rapport vindt maar iets meer dan 40 procent van de respondenten dat de eenheidsleiding zélf het goede voorbeeld geeft van gewenst gedrag. Nog niet eens één op de tien deelnemers aan het onderzoek denkt dat de eenheidsleiding weet welk gedrag er echt binnen DLIO plaatsvindt.    

Volgens Van den Berg ‘is er al een aantal verbeteringen en veranderingen bij DLIO in gang gezet die aansluiten op de gewenste aanpak. Maar er is ook nog veel te doen. Verandering van gedrag vraagt tijd en inspanning. Daar zal de komende tijd hard aan gewerkt worden.’

Onderzoeken

Of dat lukt, moet de tijd uitwijzen. ‘Een breed gedeelde wens van medewerkers is dat er met dit onderzoek wel iets gaat gebeuren. In afgelopen jaren zijn medewerkers meerdere keren teleurgesteld geraakt doordat signalen of uitkomsten van eerdere cultuuronderzoeken of medewerkersmonitors niet hebben geleid tot zichtbare en structurele veranderingen’, aldus de makers van het KPMG-rapport. 

Naar de problemen bij de Landelijke Eenheid loopt ook nog een onderzoek door de Inspectie Justitie en Veiligheid. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar DLIO maar ook naar andere onderdelen van de Landelijke Eenheid. Over de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking (DLOS) zijn vergelijkbare signalen over misstanden binnengekomen. De uitkomst wordt binnenkort verwacht, net als een rapport over de toedracht van de zelfdoding van een medewerker van DLOS, een als bijzonder toegewijd bekend staande techneut.