De kleren maken de man, maar wie maakt onze kleren? Voor De slag om de klerewereld begeven Teun van de Keuken en Roland Duong zich in de wereld van mode en textiel.

Nicoline Baartman

Het verschil in temperament en aanpak is evident. Roland Duong – koud terug uit India – legt meteen zijn inspiratiebron op tafel. Mahatma Gandhi in de vorm van een fotolijstje en een boek: A political and spiritual life. Hij heeft bovendien een overhemd uit zijn kledingkast meegenomen naar kantoor. Made in India, voor een schijntje gekocht bij Zara in Hongarije. ‘Om in de sfeer te komen.’

Teun van de Keuken leunt achterover, is ongedurig en met zijn telefoon in de weer, stelt veel ter discussie. Als je hem vraagt welk pak hij precies droeg in zijn hoedanigheid als textielkoopman, blijft het stil. Ontwijkend: ‘Ik heb me goed laten informeren over wat die mannen dragen.’ Geheim van de smid.

Samen vormen zij televisieproductiebedrijf Appelbaum. ‘Teun is de superspits,’ zegt Duong, ‘die onder druk de goeie vragen stelt en de goeie dingen doet.’ Hijzelf is meer ‘van het globale plaatje’. Vandaar dat ze zo’n goed tandem zijn en de rolverdeling meestal voor de hand ligt. De enige manier om door te dringen tot de krochten van de industrie, daar kwamen ze op uit, was als Teun undercover zou gaan als ‘supergreedy textielbaron’. Zijn dekmantel: deze gewiekste televisiepresentator is bezig met de ‘start-up’ van een eigen modelijn.

Van de Keuken: ‘Als ik dat pak aantrok, wérd ik ook die figuur. Dan ging ik die mensen uitkafferen of in elk geval pressen voor een zo laag mogelijke prijs. Ik had zo’n grote calculator bij me, dus ik drukte op wat knoppen en belde ook nog even met de baas of er niet toch nog 20 cent af kon. Rottig om te doen, maar niemand keek er raar van op. Het werd normaal gevonden.’

Duong: ‘Het is een race to the bottom waarin je je alles kunt permitteren. Je zegt gewoon: voor jou duizend anderen, dus kom me maar tegemoet.’

herkomst

Hun werkwijze is naar beproefd recept van Keuringsdienst van Waarde, het programma waaraan beiden hun bekendheid danken. Huishoudjournalistiek van de bovenste plank volgens de methode: wat zit erin en waar komt het vandaan. Verkenden zij eerder de ‘keten’ van de chocoladereep, de tomatensoep of het kipfiletje terug naar de grondstoffelijke bron, nu onderzoeken zij de herkomst van een sweatshirt – via de naaiateliers in Bangladesh en India naar de katoenvelden in India en Turkije. In De slag om de klerenwereld laten zij zien dat couturecentra Parijs en Milaan net zo goed magneten voor creatievelingen zijn als aanjagers van hebzucht en dat de wegwerpmode van h&m, Zeeman en Primark duur wordt betaald.

Van de Keuken: ‘Als je als koopman een trui wilt bestellen, vragen ze meteen: how many washings? Je bepaalt dus op voorhand hoe lang zo’n trui meegaat. Na een x-aantal wasbeurten mag hij uit elkaar vallen. Geen probleem, want dan wordt er toch weer iets nieuws gekocht.’

Je reinste ‘heart of darkness’ trof hij aan in Turkije. Syrische vluchtelingen die in kampen aan de randen van de katoenvelden bivakkeren worden er ’s ochtends vroeg in vrachtwagens geladen voor de pluk, vaak met hele gezinnen tegelijk. ‘Als je je afvraagt: kan het erger, moet je daar zijn. Het misbruik van mensen die op de vlucht zijn en toch al in een uitzichtloze situatie zitten. Als ze flink doorwerkten, verdienden ze 70 cent per uur. En het is echt een heel naar, smerig werkje.’

Duong: ‘Zeker als er pesticiden worden gebruikt. Je krijgt last van uitslag, jeuk, hoesten.’

Van de Keuken, die ook daar undercover was, zegt bemuikt: ‘Ik heb er met een T-shirt in mijn hand mensen staan te bedanken voor het harde werken.

De slag om de klerewereld

lange keten

Directe aanleiding voor de driedelige VPRO-reeks (na De slag om Brussel en De slag om Europa) was de veelbesproken ramp in Rana Plaza in Bangladesh op 24 april 2013, toen een gammele productieflat instortte en meer dan duizend mensen omkwamen. Maar ook de berichtgeving en de getroffen maatregelen erna (het Bangladesh Veiligheidsakkoord waarmee kledingbedrijven toezeggen de veiligheid te verbeteren) gaven stof tot nadenken, zeggen ze.

Duong: ‘In het hele debat komt de rol van de consument niet heel sterk naar voren, en dat is ook niet waar wij ons op richten, maar de vraag was wel: is het niet de gekte voorbij om elke drie maanden een gloednieuwe collectie van onze retailers te eisen.’

Van de Keuken: ‘We vroegen ons af: wie is nu eigenlijk verantwoordelijk? En is er echt wat verbeterd? We zijn veel in fabrieken geweest, maar nergens is het zo ondoorzichtig als in de textielindustrie. Vergeleken met de voedselbranche is de hoeveelheid schakels en tussenhandelaren enorm. En omdat die keten zo lang is, kun je ook makkelijk anderen de schuld geven. Want hoe gaat het? Je maakt voor een paar euro een trui, waar vervolgens een merklabel in moet komen. Dat besteed je uit aan een nog shabbyer bedrijf, dat rustig elfjarigen aan het werk zet. Maar dat weet je niet en dus ben je niet verantwoordelijk.’

In Bangladesh heeft hij ervaren dat het ‘nu kennelijk wel gebruikelijk is een beetje naar de arbeidsomstandigheden te vragen’, maar ook dat er net zo makkelijk de hand mee wordt gelicht. ‘Ik zei bijvoorbeeld: hebben jullie alle benodigde documenten? Ja, jazeker. En wat als ik het toch goedkoper wil krijgen, kunnen we er dan een beetje omheen? No problem, no problem. Dat geeft te denken, ook over het Veiligheidsakkoord dat onze minister daar heeft getekend.’

Duong: ‘Wat wrang is: de veiligheid in die fabrieken gaat ze wel ter harte, maar de westerse bedrijven weigeren ervoor te betalen. Dus die arme Bengalen moeten voldoen aan nog meer productie-eisen voor hetzelfde geld. Die zitten in een squeeze, dat is onmenselijk gewoon. Maar er moet wel een brandtrap zijn als ze controle krijgen.’
Van de Keuken: ‘Eigenlijk is het een groot toneelstuk. Er zijn misschien tien fabrieken waar het wel pico bello in orde is. Als er iemand langskomt, neem je die toch mee naar een van die fabrieken? Ik heb het zelf meegemaakt dat ik werd uitgenodigd door een tussenhandelaar. Hij zei: come to my factory, maar ter plekke dook ineens een andere man op – boos dat we er filmden. Hij bleek de eigenaar te zijn. Dat maakt me cynisch.’

Duong is minder pessimistisch. ‘Als je naar de websites van de ketens en klerenwinkels kijkt: ze hebben allemaal op hun eigen manier een verantwoordelijkheidspolicy, ook Zeeman. Dat is goed, want dan kun je er journalisten op af sturen die constateren dat Zeeman de Bengalen nog steeds de duimschroeven aandraait. Want ze moeten die brandtrap zelf betalen. Daar moet zo’n bedrijf dan weer op reageren. Dat is vooruitgang.’

Hij zag het sowieso als zijn opdracht om – met Gandhi in gedachten, die karigheid en autonomie propageerde – op zoek te gaan naar ‘de lichtpuntjes in deze grauwe wereld’. Die vond hij in een Indiase fabriek waar de werknemers een pensioenplan en een ziektekostenverzekering hebben. ‘Voor een overhemd waarvoor je ergens anders zes à zeven piek betaalt, betaal je daar acht à negen piek. Dus voor twee euro extra kun je de mensen die er werken een fatsoenlijk bestaan geven.’

Roland Duong in een Indiase katoenfabriek

menswaardig

Duong nam ook een kijkje in de biologische katoenteelt, eveneens in India. De boerin die hij interviewde vertelde dat ze weliswaar geen geld heeft om haar kinderen naar school te sturen, maar tenminste kan voorzien in het onderhoud. ‘Je moet het zien in de context. Onder conventionele katoenboeren is het zelfmoordcijfer hoog. Die zitten in de mangel omdat ze hebben geïnvesteerd in genetisch gemodificeerde kantoenzaden, die ze vervolgens lang niet terugverdienen. Bovendien is de conventionele teelt enorm vervuilend.

De verdiensten in de biologische teelt liggen niet zozeer in een keiharde kiloprijs voor de katoen, maar in de omstandigheden. Door crop rotation kunnen ze bijvoorbeeld andere gewassen voor eigen gebruik telen. Geen geld voor onderwijs misschien, maar wel een menswaardig bestaan.’
Van de Keuken: ‘Maar denk je echt dat die verbeteringen, hoe klein ook, wereldwijd zijn in te voeren?’

Duong, vol overtuiging: ‘Jazeker, als we ervoor willen betalen.’ Hij wijst naar zijn goedkope Zara-overhemd. ‘Ik weet nog: ik had tien spullen voor 100 euro, dus ik helemaal blij. Maar eigenlijk is het een verwoestende mentaliteit.’ Zoals hij eerst een kippenstal van binnen moest zien voordat hij besloot geen kiloknallerkip meer te kopen, zo vergaat het hem nu ook. ‘Ik heb eerlijk gezegd weinig kleding die de toets van de kritiek kan doorstaan, maar dat gaat veranderen. Biologische katoen kopen, dat helpt. Meer letten op kwaliteit en ambachtelijkheid. Ik was in Milaan bij een fantastische kleermaker, die alles met de hand maakte. Zijn pakken gaan vanaf 2000 euro, dat is veel geld, maar je doet er lang mee en de kans dat er dirt aan zo’n pak zit, is veel kleiner.’

Van de Keuken, bedenkelijk: ‘We hebben in Bangladesh met een verborgen camera gefilmd. En wat bleek? Exclusieve shirts komen uit dezelfde fabriek als goedkope. Die dure merken maken misschien de meest fantastische couture, maar ook shirtjes die rotzooi zijn. Een duur merk kan ook dirty zijn, dat is het ingewikkelde. Ik ben dus wat wantrouwiger.’

Duong: ‘Ik zeg niet dat duur per se beter is. En made in Italy zegt ook niet alles als je bedenkt dat er duizenden Chinezen naar Italië zijn geïmporteerd voor de confectie-ateliers. Maar ik zeg wel dat het allergoedkoopste en altijd maar iets nieuws willen hebben in elk geval slecht is. Hebzucht is schadelijk.’

Van de Keuken: ‘Dat ben ik met je eens. Vroeger kreeg je een trui en daar naaide je moeder een appel op als er een gaatje in kwam. Daar moest je lang mee doen. Daar geloof ik wel in.’

Duong: ‘Ik had hiervoor al een zwak voor Gandhi, maar ik wist niet dat voor hem de weg naar de verlichting via het spinnewiel ging. Het is dus heel ironisch dat juist dat katoenspinnen in India tot zo’n inhumane praktijk is uitgegroeid. Daarom wilde ik filmen bij zijn ashram. Ik stelde me voor hoe Gandhi zou hebben gereageerd als hij wist hoe het nu toegaat in de kledingindustrie. Die vraag heb ik daar voorgelegd aan een volgeling. Toevallig stonden we vlakbij een enorm plakkaat met de woorden: mad rush. Die nieuwe Gandhi, een man in van die witte lappen, wees naar dat bord en zei: this is the problem. Als we ons geen rekenschap geven van de gekte in onszelf, verandert er niets. Dat is de keiharde waarheid.’