Dit artikel verscheen in VPRO Gids #18 (6 t/m 12 mei 2017) en is de eerste in een serie portretten van hedendaagse mediapioniers.
De wereld verandert en de media veranderen mee. Makers gebruiken nieuwe technologieën en strategieën om hun verhalen bij het publiek te krijgen. De VPRO Gids portretteert in een serie de voorlopers van de moderne media. In aflevering één: Klasien van de Zandschulp (35).
Als iemand op een verjaardag vraagt wat je doet, wat antwoord je dan?
‘Dat ligt er een beetje aan hoe oud diegene is. Ik ben autonoom interactieontwerper en medeoprichter van Lava Lab. En specifieker: gespecialiseerd in mobiele storytelling. Ik werk bijvoorbeeld veel met augmented reality om verhalen op locatie te vertellen.’
Je was een van de sprekers op Conference for the Curious van VPRO Medialab. Wat zie je als de belangrijkste ontwikkelingen in de media op dit moment?
‘Ik ontwerp al jaren augmentedreality- ervaringen. Die zijn steeds relevanter aan het worden door de ontwikkeling van AR-brillen. Dat is voor mij heel interessant. Nieuwe ontwikkelingen krijgen vaak pas echt een vlucht door commerciële toepassingen. Kijk maar naar Pokémon Go. Er zijn al heel veel van dat soort apps ontwikkeld, maar er was toch een commercieel merk nodig om het echt de wereld in te helpen. Dat spel heeft AR meer naar de mainstream geholpen, waardoor mensen mijn werk ook beter herkennen en begrijpen. Ontwerpers en kunstenaars hebben een belangrijke taak in het bevragen van deze ontwikkelingen. Verder is kunstmatige intelligentie echt een hot topic. Chatbots, robots en toepassingen voor machine learning zijn heel erg in ontwikkeling.’
Wie is je publiek?
‘Ik ben pas echt gelukkig wanneer ik mijn publiek mijn werk zie gebruiken, en het liefst verschillende doelgroepen. Een paar jaar geleden heb ik een werk gemaakt in ar over de Tweede Wereldoorlog, op de Dam in Amsterdam. Dat werd gebruikt door veel oudere mensen, dat was voor het eerst bij AR. Het resulteerde in een heel emotioneel moment, waarin ze teruggingen in de tijd en een verhaal over verzet op de Dam virtueel konden ervaren. De jongeren waren al wat meer gewend met de technologie te werken en hielpen de ouderen hierbij.'
(tekst gaat door onder afbeelding)
'Ik vind het leuk om voor een breed publiek te werken, maar soms richt ik me ook op een specifieke doelgroep, zoals bij een samenwerking met het Amsterdam Museum. Met hen maakte ik een toepassing voor mobiele storytelling. De doelgroep was heel specifiek: jongeren van zestien tot 25 jaar. We hebben ons heel erg verdiept in hun taalgebruik en gedrag. Gebaseerd daarop hebben we de schilders van de doeken in het museum via een app met hen laten communiceren in socialemediataal. Dat werkte heel goed.’
Hoe wordt kunstmatige intelligentie nu al gebruikt in de media?
‘Bijvoorbeeld door chatbots, die ingezet worden als klantenservice. Sommige chatbots hebben zelflerend vermogen en worden steeds beter in de communicatie met mensen. Ook sprekende robotdiensten als Siri van Apple en Alexa van Amazon zijn voorbeelden. De lijn tussen realiteit en robots en virtuele realiteit wordt steeds vager. Het is daarom heel interessant om onderzoek te doen naar de manier waarop mensen met robots communiceren, en andersom.'
'Een andere toepassing van kunstmatige intelligentie is dat bijvoorbeeld Facebook en Netflix de gebruiker updates, advertenties en films aanbieden die door het algoritme worden bepaald. Dat is heel bepalend voor je mediagebruik. Ik vind het ook best gevaarlijk, dat zo’n netwerk beslist wat jij te zien krijgt. Jongeren kunnen tegenwoordig niet meer herkennen van welke bron een bericht komt, en kunnen dus niet bepalen wat waar is en wat niet. De invloed van die bedrijven op de informatievoorziening is zo groot, daar maak ik me soms wel zorgen om. Apple heeft ook heel strenge richtlijnen over hoe apps eruitzien en mogen werken. Ik vind dat dit creatieve innovatie en vernieuwing tegenhoudt en dergelijke bedrijven te machtig maakt.’
En hoe zit het met andere sociale media?
‘Ik vind het wel weer hoopgevend dat Snapchat, wat heel populair is onder jongeren, zich niet heeft laten opkopen door Facebook. Die app werkt met foto’s en filmpjes die na 24 uur weer verdwenen zijn. Zo wordt het mediagebruik van jongeren heel anders. Zij zijn gewend aan die vluchtigheid. Ik zie steeds vaker kinderen en jongeren live gaan. Ze delen dan informatie met hun vrienden, maar dat is ook zo weer weg. Dat tijdelijke vinden ze prima, ze hoeven het niet te bewaren. Wij vinden het misschien belangrijk dat iets blijvend is, maar de jonge generatie heeft dat niet. Technologie ontwikkelt zich vaak ook zo snel dat veel dingen die je maakt weer verdwijnen.’
Wat ben je zelf voor mediaconsument?
‘Ik heb veel apps op mijn telefoon die ik weinig gebruik. Af en toe kijk ik nog wel tv. Ik vind het belangrijk om sommige reportages of documentaires helemaal uit te kijken zonder te multitasken, maar dat kost wel moeite. Ik lees heel veel artikelen, maar met name digitaal. Papieren boeken lees ik ook nog wel, al heb ik daar ook weinig geduld voor.’
Hoe zie je het medialandschap over vijftien jaar?
‘Ik denk dat we dan geen schermen meer gebruiken zoals nu, maar dat de technologie steeds lichamelijker wordt. Misschien krijgen we via brillen of lenzen met augmentedreality-informatie tot ons. Daar navigeren we doorheen door middel van spraakbediening of gebaren in de lucht. Nu is die technologie nog zwaar en groot, maar er wordt steeds meer mogelijk. Wellicht dragen we dan zelfs speciale lenzen of integreren we de technologie in ons lichaam. Toch denk ik dat het papieren boek nog blijft bestaan, als uitvlucht, even een vakantie uit de virtuele wereld.’
Een digitale laag die over de werkelijkheid heen gelegd wordt. Door bijvoorbeeld via een app door de camera van je telefoon te kijken, zie je toegevoegde elementen aan de buitenwereld. AR kan bijvoorbeeld extra informatie toevoegen aan gebouwen in de stad, of een spelletje vormen als Pokémon Go. Het verschil met virtual reality is dat je daarbij helemaal in een andere wereld zit.