Wereldberoemd is hij inmiddels, componist Louis Andriessen (1939). Maar ook zijn vader Hendrik Andriessen (1892-1981) en zijn oudere broer Jurriaan Andriessen (1925-1996) waren uitstekende componisten. In deze aflevering van Het Weeshuis van het Holland Festival werk van alle drie. Alle stukken werden ooit (en soms voor het eerst) uitgevoerd tijdens het Holland Festival. Vanavond in de reprise. Met onder meer zangeres Nora Fischer.
Andriessen Triptiek
Hendrik Andriessen, Jurriaan Andriessen en Louis Andriessen in Splendor Amsterdam, met als tafelgast Louis Andriessen over het werk van zijn vader en broer.
- Louis Andriessen: Canzone 3 (Utinam) (1962), mezzosopraan, piano.
- Hendrik Andriessen: Aubade (1951), twee trompetten, hoorn, trombone. Wereldpremière in het HF 1951.
- Louis Andriessen: Cantico Job (1967), mezzosopraan, piano, fluit, cello. In het HF 1967.
- Jurriaan Andriessen: Hommage à Milhaud (1948). In het HF 1953.
- Willem Breuker: Reisefieber. De 'tune' van Het Weeshuis...
- Nora Fischer, mezzosopraan
- Jeannette Landré, fluit
- Ramon Wolkenfeit, trompet
- Marc Kaptijn, trompet
- Petra Botma-Zijlstra, hoorn
- Sebastiaan Kemner, trombone
- Pauline Post, piano
- Ruysdael Kwartet:
- Joris van Rijn, viool
- Emi Ohi Resnick, viool
- Gijs Kremers, altviool
- Jeroen den Herder, cello
Louis Andriessen: Cantico Job
Cantico Job voor mezzosopraan, fluit, cello en piano, is eigenlijk Canzone 3 (Utinam) voor stem en piano. Dat schreef Louis Andriessen voor de zangeres Ileana Melita toen hij in 1962 bij Luciano Berio in Milaan studeerde. Melita kwam daar weleens langs ‘om bij een beroemde maestro te studeren en daar vervolgens spaghetti voor me klaarmaakte,’ schrijft Louis in de toelichting.
De gebruikte tekst komt uit het boek Job en luidt:
lees meer
“Och werden mijn zonden gewogen
waardoor ik gramschap verdien,
het ongeluk dat ik lijd,
zou zwaarder blijken te zijn.
Wat toch is mijn sterkte dat
Ik het zou uithouden;
Of wat is mijn einde dat
Ik lijdzaam zou blijven?
Want mijn oog zal nimmer meer
Het goede aanschouwen.”
Canzone 3 (Utinam) bewerkte hij tot Cantico Job, dat klonk op dinsdag 4 juli 1967 in het Holland Festival. Melita zong het die avond. Weer later kwam het stukje in terecht in de bladmuziekbundel The Memory of Roses en zetten Claron McFadden en Tomoko Mukaiyama het op de gelijknamige cd.
Canzone 3 (Utinam) en Cantico Job zijn betrekkelijk vroege stukken in het oeuvre van Louis, hoewel er al wel voor hem kenmerkende samenklanken inzitten. Hij moest zijn vlucht nog nemen en de Notenkrakers zich nog verenigen, zo schrijft hij naar aanleiding van het stuk: 'Terug in Amsterdam volgde de revolutie: Provo, happenings, grafische partituren, citatenmuziek, The Supremes, de ontdekking van Charles Ives (Satie was al eerder door Cage ontdekt), de opera ‘Reconstructie’ en de oprichting van Orkest de Volharding. Maar dan zijn we al in de jaren zeventig, toen het minimalisme, de conceptuele kunst en performances de jaren zestig een radicale wending gaven.'
Hendrik Andriessen: Aubade
door Jan Nieuwenhuis
De muziek van Hendrik Andriessen is doordesemd van Franse invloeden. Iets dat opvalt in die tijd, zo schrijft Agnes van der Horst in haar biografie De Andriessens, waarbij ze de componist Matthijs Vermeulen aanhaalt: 'Al wat uit Duitschland hierheen komt, vindt men per se ideaal.' Hendrik was meer van de Franse slag. Van de Teutoonse muziek, en ook de vernieuwende twaalftoonsmuziek van Arnold Schönberg, was weinig terug te horen in zijn werk. Het waren eerder Maurice Ravel, Claude Debussy en César Franck die de klok sloegen.
> lees meer
Jurriaan Andriessen: Hommage à Milhaud
Hoewel hij ondertussen voornamelijk bekendheid geniet als ‘broer van,’ was Jurriaan Andriessen zelf ook helemaal geen onverdienstelijk componist. In 1947 studeert hij af. Een jaar later volgt hij de pianiste Lia Palla naar Parijs, waar hij analyselessen volgt bij Olivier Messiaen, die hij bewondert om zijn instrumentatie maar minder op had met zijn religieus gelardeerde muziek. In 1949 vervolgens, vertrekt hij voor twee jaar op een Rockefeller Foundation Fellowship naar Tanglewood, waar hij werkt met Aaron Copland en Serge Koussevitsky. Jurriaan dirigeert er zelf zijn Berkshire Symphonies, die George Balanchine choreografeert tot Jones Beach, voor het New York City Ballet.
Zo schrijft Hendrik in zijn boek over—hoewel een Belg, maar het grootste deel van zijn leven woonachtig in Parijs—Franck: 'Die Duitsers graven wel diep, maar ze vinden niets. […] Fransen doen dat niet, want ze weten: de waarheid ligt net onder de oppervlakte.' Die waarheid, verwoordt hij in een korte ‘Meditatie’ uit zijn boek Over Muziek is als 'de waarheid van bossen en bergen, van zonneschijn en nachtelijke hemel: zij zijn de vrijheid en de waarheid van al onze sentimenten.'
Voor het Holland Festival 1951 schreef Hendrik Aubade voor koperkwartet. Van oudsher een stuk om het ochtendgloren in te luiden. Of beter, een ochtendlied om een geliefde toe te zingen onder het open raam. Een lied dat vaak werd gezongen wanneer de heimelijke romance ’s ochtends noodgedwongen een halt toe werd geroepen.
Deze Aubade echter klonk in de avond, op de openingsavond van het Holland Festival in 1951. Het werd door blazers van het Residentie Orkest gespeeld op het binnenhof, 'vanaf de trans van een der torens, plechtige inleidingsmuziek,' zoals hij zelf schrijft in zijn toelichting. Het is een kort listig stukje en verloopt zo: 'Het beknopte werkje laat na enkele introductiematen een deftige mars, daarna een choral en vervolgens een samengaan van het choral en motieven uit de mars horen.'
Over de inhoud van het stuk heeft hij verder weinig te melden, want, zo schrijft hij in dezelfde ‘Meditatie’: 'De inhoud en de uitdrukkingsmacht der muziek gaan boven alle woorden en tekens uit; wij kunnen haar betekenis en zelfs haar wezen wel pogen te omschrijven, maar wij kunnen nooit zeggen wat zij zegt. […] Daarom is zij de meest aristocratische kunst, en toch meteen de meest democratische, omdat zij voor ieders hart open staat en het nooit aan haar ligt, wanneer men haar niet lief heeft.'
Copland geeft die zomer les maar heeft Jurriaan niets meer te leren: “Ga meer eens lekker van het mooie weer genieten. Wat ik je te leren heb, dat kun je al.” Als klap op de vuurpijl riddert koning Bhumibol hem in 1959, voor zijn stuk Rhapsodie Thai, tot Ridder in de Orde van Witte Olifant.
De muziek van Jurriaan schiet alle kanten op. Het is een vakman die zeer veel verschillende stijlen beheerst; hij toont zich een kameleontisch componist die altijd precies de juiste muzikale kleur weet te vinden. In zijn boek Nederlandse muziek in de 20-ste eeuw. Voorspel tot een nieuwe dag schrijft Leo Samama dat “het grootste deel van het oeuvre van Jurriaan Andriessen bestaat uit muziek 'à la manière de'. En verder: “In feite was hij in staat elke stijl en elke techniek spelenderwijs ten tonele te voeren, of het nu dodecafonie of andere reeksentechniek […], aleatoriek […], imitatierenaissance of -barok […] of typische twintigste-eeuwse ‘mood’-muziek betreft. […] Als componist van toneel-, film-, radio-, televisie- en tal van andere vormen van gelegenheidsmuziek komt dat natuurlijk goed van pas.”
Dat geldt niet alleen voor de verschillende stijlen binnen het klassieke idioom. In 1956 bijvoorbeeld neemt hij onder het pseudoniem Leslie Cool het plaatje Jazz-Tonics op. En eind jaren zeventig geeft hij drie wonderlijk vreemde platen uit met een soort symfonische synthesizermuziek: A Knight at the Theatre (1981), The Awakening Dream (1977) en Hardware Software (1978). Het zijn vreemde curiosa, die tonen dat Jurriaan toen toch wel een beetje was ingehaald door de tijd.
Toch, die flexibiliteit in Jurriaans componeren geldt ook voor de Hommage à Milhaud voor fluit en strijkkwartet. Een kort stukje dat qua stijl inderdaad doet denken aan de Franse componist. Darius Milhaud was geen onbekende voor de familie Andriessen. Zo vertelt zijn broertje Louis in het boek The Music of Louis Andriessen, geredigeerd door Maja Trochimczyk, dat hij een belangrijke rol had in de familie. Hendrik haalde hem in 1923 voor een lezing over La Création du Monde naar Nederland. Na afloop speelden ze het stuk vierhandig. Bij de familie thuis werden onder andere zijn liederen gezongen. Toen Jurriaan eind jaren veertig in Parijs zat had hij contact met Milhaud. Wederom Louis: “de muziek van Milhaud was een deel van de cultuur bij mijn ouders thuis, een onderdeel van mijn muzikale opvoeding.”