Hallo stad van me,
Jij knorrige, luide smeerlap met veranderdrift.
Liefde is: niet weggaan, schreef een dichter eens.
Dus dat ik je na al die jaren nog steeds de mijne noem, kunnen we bij deze een amoreuze verwikkeling noemen. Maar zo’n leuke partner was je niet altijd, Rotterdam.
Niet voor een vrouw die alleen over straat ging.
Niet voor iemand die zich niet aan de status quo houdt.
Jij bent de stad waar ik ’s nachts heb gevochten.
Jij bent de stad waar ik op straat ben aangerand.
Maar hè get, nu wil ik niet meteen op deze tour gaan.
Komaan Rotterdam, ik duik regelmatig in je Kralingse Plas, net als de honderden Wim Hof-volgers en kom daar gezegend weer boven. Voor ongelovigen is zwemmen het enige dat in de buurt komt van hoe het moet voelen om gedoopt te worden en onze zonden vergeven zijn.
Daarna kan ik naar je schoongespoten Noordplein en om daar op de biologische markt hummus en vegetarische hondenkoekjes te kopen.
Je was vroeger grimmig Rotterdam, maar nu maak ik me zorgen dat je te positief wordt. Het begon met die slogan:
Make it happen.
In het Engels, godbetert. Burgemeester Aboutaleb poseerde met een selfiestick voor het campagnebeeld. Met oud-Rotterdams chagrijn reageer ik op zulk Amerikaans sloganisme. Oh ja, denk ik dan. Staat die burger echt zo centraal in onze stad? Zullen we even in Bloemwijk vragen of ze dat ook vinden, waar nog steeds 30 procent onder de armoedegrens leeft? Of in deelgemeente Feijenoord waar ze landelijk alleen winnen op de lijstjes obesitas en kindersterfte? En waar kunnen de starters nog wonen?
Hè get,' zegt Aboutaleb tegen me, 'Waar is je Can Do-mentaliteit?'
Maar ik zeg: pas op dat je jezelf niet uitverkoopt, Rotterdam. Laat dat lekker aan de hoofdstad over. Dat is een Anton Pieck-postkaart gedrenkt in frietlucht. Laat ze daar maar in de weer met de valse rijkdom van escape rooms en bierfietsen.
Laat ons gewoon onszelf zijn, hoe klinkt dat als slogan?