Noorderlicht
Nieuw licht op ontstaan van supernova’s Supernova’s zijn sterren die aan het eind van hun bestaan uit elkaar knallen. Daarbij produceren ze zo veel licht, dat je ze met een gewone optische telescoop kunt waarnemen. Ze zijn er in twee smaken. De ene is een zware ster die explodeert. De kern verandert in een compacte neutronenster of een zwart gat. De andere soort supernova ontstaat als in een ‘witte dwerg’ een kernfusie-reactie plaatsvindt: het ding wordt steeds heter en explodeert uiteindelijk als een kernbom. Een witte dwerg is het overblijfsel van een ster zoals onze zon, met het formaat van de aarde, maar met de massa van de zon. Na de ontploffing koelt hij langzaam af. Uiteindelijk wordt hij een steenklomp, maar dat duurt langer dan het heelal bestaat. Waarom een witte dwerg uiteindelijk verandert in een supernova is onbekend. Waarschijnlijk ontstaat de supernova als de witte dwerg een massa heeft bereikt van 1,39 x die van onze zon. Maar hoe bereikt hij die kritische massa? Daarover bestaan twee theorieën (die trouwens allebei waar kunnen zijn): de witte dwerg neemt massa op van een nabijgelegen ster. Of hij slurpt met veel geweld een naastgelegen witte dwerg op. In het eerste geval snoept de dwerg langzaam massa van de buurster af. Die materie wordt op het oppervlak van de ontvangende ster zo heet, dat die röntgenstraling gaat uitzenden. In het tweede geval is er geen sprake van massa-overdracht tot twee witte dwergen in zeer korte tijd (een kwestie van minuten) samensmelten. Dan is er ook geen straling. De Nijmeegse astrofysicus Gijs Nelemans wilde onderzoeken of de eerste theorie juist is. Als dat het geval is, zou er, voordat de ster explodeerde, op dezelfde plek röntgenstraling gemeten moeten zijn. Maar op het moment van de explosie, als je door je telescoop de supernova ziet, meet je geen röntgenstraling meer. Nelemans moest dus weten hoe de witte dwerg eruit zag voor hij een supernova werd en daar kwam hij achter door in het archief te duiken. Immers, als je wilt weten hoe de straat waar je woont er een eeuw geleden uitzag, vraag je bij het gemeente-archief foto’s uit die tijd op. En inmiddels is het archief van röntgen-foto’s van het heelal zo groot dat hij een plaatje vond van de plek waar in 2007 een supernova gezien werd. En inderdaad, voor de explosie van deze supernova had de Amerikaanse Chandra X-Ray Observatory-satelliet daar röntgenstraling “gezien”. Nelemans heeft overigens nog steeds niet bewezen dat alle supernova’s p deze manier ontstaan. Het is nog steeds heel goed mogelijk dat andere supernova’s het product zijn van twee samensmeltende sterren. Maar nu is voor het eerst aangetoond dat sommige supernova’s het product zijn van een witte dwerg en hoe dat in zijn werk gaat. Om echt zeker te weten of de waargenomen bron van röntgenstraling inderdaad de witte dwerg is die later supernova werd, moet Nelemans later dit jaar opnieuw, maar nu langer, naar dat punt in de ruimte gaan turen. Als hij dan weer röntgenstraling meet, weet hij zeker dat hij het bij het verkeerde eind heeft. Immers, als de röntgenbron dan nog steeds actief is, kan het niet de supernova-in-wording zijn. Nog even geduld, dus, dan weten we het zeker. ----- Vissen opereren Waarom bakken sommige - voorheen uitgestorven - opnieuw uitgezette vissensoorten er niets van en doen andere het heel goed in Nederland? Volgens de Wageningse visbioloog Erwin Winter zwemt er weliswaar weer zalm rond in de Nederlandse rivieren, maar als we morgen zouden stoppen met het uitzetten van jonge zalmpjes, zou er binnen de kortste keren geen een meer over zijn. De houting, een neef van de zalm, doet het daarentegen heel goed. Deze vis verdween in de jaren dertig van de vorige eeuw en in de jaren negentig startte vanuit Duitsland een uitzetprogramma om 'm weer terug te krijgen. Winter volgt de dieren met behulp van zenders, om erachter te komen waar de vissen zich zoal ophouden, waar ze paaien en waar ze opgroeien. En natuurlijk om erachter te komen of het beest zich inmiddels helemaal zelf kan redden. ----- De jeugd van tegenwoordig Ze deugen al duizenden jaren niet, de jeugd van tegenwoordig. “Onze jeugd heeft een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training. Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap (...) en tiranniseren hun leraren”. Aldus Sokrates, wijsgeer te Athene (ca. 470 – 399 v.Chr.). Door de hele geschiedenis had het begrip ‘puberteit’ een slechte betekenis, maar pas nu vinden we lastige jongeren zo’n groot probleem dat ze een eigen ministerie hebben gekregen. Dat had alles te maken met de seksuele volwassenwording die erbij hoort. En dan vooral bij jongens: die moesten voor ze trouweden in het gareel gehouden worden. Bij meisjes was dat een kleiner probleem, want die werden al op jonge leeftijd uitgehuwelijkt. Volgens Michiel Westenberg, die onlangs zijn oratie hield als hoogleraar ontwikkelingspsychologie in Leiden, moeten we eens ophouden met alle moeilijke gedrag van jongeren te wijten aan hun puberteit. Ten eerste slaat de term ‘puberteit’ alleen op de seksuele volwassenwording, die de meeste kinderen met een jaar of 15 wel bereikt hebben. Andere ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van de hersenen en het stresssyteem, staan daar los van en duren vaak veel langer. Het geprikkelde gedrag van adolescenten heeft meer met die ontwikkelingen te maken dan met hun seksuele volwassenwording. Wat gebeurt er dan allemaal in het adolescentenlijf? De frontale cortex bijvoorbeeld, het deel van de hersenen dat emoties en gedrag reguleert, ontwikkelt zich. Door allerlei hormonale veranderingen is het kind sterker geëmotioneerd. Die emoties worden niet goed geremd omdat de frontale cortex nog niet op volle kracht werkt. Pas rond het 21ste jaar is die voltooid. Ook met stress kunnen tieners nog niet goed omgaan. Bij kinderen is het stress-systeem minder actief dan bij volwassenen. Daarom zijn zij minder snel van hun stuk te brengen. Bij adolescenten wordt dat systeem even actief als bij volwassenen. Aanvankelijk zijn ze dat niet gewend, waardoor ze extra gevoelig reageren op stressvolle situaties. En worden die reacties ook nog eens extra versterkt doordat de frontale cortex nog niet op volle toeren werkt. Eigenlijk is een adolescent een volwassene in een kinderlichaam. Zonder de gedragsproblemen die zich wel degelijk kunnen voordoen te bagatelliseren, pleit Westenberg ervoor om niet zo maar elk probleem met een adolescent te wijten zijn ‘puberteit’, want in de meeste gevallen heeft dat gedrag niets te maken met seksuele volwassenwording. Het hoort bij de adolescentie en het gaat vanzelf over. Echt waar. ----- Veelplegers, deel 4 (slot) In Nederland lopen nogal wat mensen rond die het ene misdrijf nog niet gepleegd hebben of ze denken al aan het volgende. Dat zijn de zogeheten veelplegers. Sinds 2005 kunnen de zeer actieven onder hen door de rechter voor maximaal twee jaar naar een Inrichting Stelselmatige Daders (ISD) gestuurd worden. Het is dus een relatief nieuwe maatregel. Resultaten zijn nog niet bekend. Wat gaat er schuil achter het gedrag van veelplegers? Hoe worden zij begeleid? En bieden al die nieuwe maatregelen soelaas? Irene Houthuijs doet verslag in een vierdelige reportageserie. Vandaag het laatste deel, over de aanpak van veelplegers in een Inrichting Stelselmatige Daders.