Het Spoor Terug
De meisjes van … 2: de BERA-tricotagefabriek
Tweede aflevering van vierdelige serie over fabrieksarbeid van meisjes.
In deze aflevering aandacht voor de meisjes van de Bera-tricotagefabriek in Weert in de periode 1927-1967.
Vraaggesprekken met voormalige Bera-arbeidsters over hun aanstelling bij de fabriek op jonge leeftijd, hun werkzaamheden, het strenge regime op de fabrieksvloer, het machtsmisbruik door het hogere personeel, de Duitse overname in 1940 die een verbetering van de werkomstandigheden met
zich meebracht, de werving van personeel in België, de smokkel door Bera-medewerksters van Nederlandse handelswaar naar België met behulp van de personeelsbus, de grote kloof tussen het kantoor- en productiepersoneel, de Bera-school die in de jaren vijftig werd opgericht om nieuwkomers het naaivak bij te brengen en de geschokte reactie van het personeel op het faillissement van de fabriek in 1967. Met een korte rondgang op het oude fabrieksterrein en geïllustreerd met fragmenten van de propagandafilm 'Gebaande wegen' uit 1938 van de Nederlandse Rooms Katholieke Textielarbeidersbond St. Lambertus, die een onderdeel vormde van de Rooms Katholieke Werkliedenbond.
Voor de oorlog moesten de meisjes van de textielfabriek Bera in Weert zwijgend hun werk doen. Als je praatte of lachte kreeg je een kwartje boete. Tijdens de Duitse bezetting maakten de meisjes gewatteerde onderbroeken voor de Oostfront-soldaten. In de jaren `50 werkten er meer dan 900 meisjes bij de Bera uit Weert en omgeving maar ook uit België en Duitsland, totdat in maart 1967 de fabriek wegens wanbeheer haar poorten moest sluiten. Geïnterviewden: Truus Nouwen-Kneepkens; Mai Slenders-Lemmen; Stien Noordermeer; Mia Henkes-Nouwen; Thea Lemmens; Els Stultiens-Frenken; Mia Vinclair.
Inleidende teksten:
Tekst 1
Terwijl de Nederlandse Katholieke Textielarbeidersbond St. Lambertus in een propagandafilm uit de jaren dertig nog klaagt over de uitbuiting van vrouwen in de opkomende textielfabrieken, bekijkt een oud textielarbeidster zestig jaar later zonder enige weemoed de laatste resten van een van die textielfabrieken, de Bera©tricotagefabriek te Weert, die 1967 haar poorten moest sluiten.
De geschiedenis van de Bera begint in 1920 als de Helmondenaar Frans Beeren in Weert een kleine textielfabriek sticht. Weert is dan het centrum van een dichtbevolkt agrarische gebied, ideaal voor de nodige arbeidskrachten. Hoewel de fabriek in het begin nogal wat tegenwerking ondervindt van de boerenbevolking, die fabrieksarbeid als een schande ziet groeit het aantal werknemers voorspoedig. Vooral omdat de katholieke familie Beeren steun krijgt van de plaatselijke geestelijken. Meisjes wordt aangeraden bij de Bera te gaan werken. Van heinde en verre stromen ze toe, ook al omdat op de tricotagefabriek twee keer meer te verdienen valt dan als dienstbode. Begin jaren dertig werken er al 300 meisjes. Truus Nouwen-Kneepkens, afkomstig uit een gezin met 10 kinderen, is een van hen
Tekst 2
Volgens een rapport van de katholieke jeugdbeweging uit die jaren zijn de was- en drinkgelegenheden bij de Bera nauwelijks aanwezig, is de hygiene ver te zoeken en wordt er een bijzonder wc©beleid op na gehouden. Volgens hetzelfde rapport zijn de meisjes die op de fabriek werken onontwikkeld, leven ze heel oppervlakkig en kunnen ze zo goed als niet denken. Mai Lemmen voelt zich niet aangesproken. Hoewel ze veel liever een dienstje wil doen wordt ze in 1934 toch door haar moeder naar de fabriek gestuurd.
Tekst 3
Inmiddels hebben de zoons van Frans Beeren hun vader opgevolgd. Direkteur wordt Guillaume, Sjaak bedrijfsleider en ook de broers Anton, Huub en Leo krijgen een funktie in het bedrijf. De meisjes op de fabriek merken er weinig van want behalve meneer sjaak, zien ze de familie Beeren nauwelijks. De dagelijkse leiding op de verschillende afdelingen ligt in handen van de directrices. Vooral mevrouw Heindel leeft voort in de herinnering van de meisjes. Zij hanteert echter echter wel een streng regime. Truus Kneepkens:
Tekst 4
Tijdens de crisisjaren van de jaren dertig groeit de Bera enorm. In 1936 zijn er bijna 1000 mensen in dienst, het overgrote deel meisjes. Uit Weert en verre omstreken, tot in Belgie toe. De meeste van hen zitten aan de zogenaamde band, een lange tafel met aan weerszijden tientallen naaimachines. Daar wordt de produktie van 120 dozijn kledingstukken per dag per meisje gemaakt, tegen een loon van 7 gulden per week. Zogenaamde bandleidsters, vrouwen die leiding moeten geven aan de naaisters, jagen de produktie op. Volgens Stien Noordermeer zijn ze niet gemakkelijk
Tekst 5
Als in 1940 ons land door de duitsers wordt bezet kan de bera nog een paar maanden onder leiding van de zonen doordraaien, maar in november 1940 wordt de directie gevangengenomen en komt leiding van de fabriek in Duitse handen. Truus Kneepkens
Tekst 6
Als eerste fabriek in Nederland krijgt de Bera daarnaast een volksgaarkeuken, wordt de vakantie ingevoerd en komen er in de fabriek douches. De Duitse leiding zorgt goed voor de meisjes, ook al omdat zij worden ingeschakeld voor Duitse oorlogsbelangen. Opnieuw Truus Kneepkens
Tekst 7
Al snel na de oorlog is de produktie weer op het oude peil. Het gaat zelfs zo goed dat er al spoedig een tekort is aan vrouwelijke werkneemsters. In Weert en omstreken kunnen ze niet meer gevonden worden, vandaar dat de Bera een grote wervingscampagne begint in de nabijgelegen Belgische Kempen. Overal vinden bijeenkomsten plaats, zo ook in het dorpje Meeuwe, vlakbij Bree, waar Mia Nouwen woont.
Tekst 8
Busladingen vol meisjes worden elke dag naar de fabriek gebracht. Ondanks de lange reistijd heeft de busrit voor de Belgische meisjes ook een prettige bijkomstigheid: de bus is een prachtig vervoermiddel om te smokkelen. Vooral de eerste jaren na de oorlog verdient de Weertse middenstand goud aan schoenen, drank en gouden ringen. In de jaren vijftig en zestig is vooral de smokkel van boter populair bij de meisjes. Thea Lemmens uit het Belgische Bree is een van hen.
Tekst 9
De fabriek breidt in de jaren vijftig op alle fronten uit, ondanks het verlies van Indonesie als afzetmarkt. Naast het gewone witte ondergoed en de duurdere dameslingerie komen er ook speciale afdelingen voor onderjurken, bovenkleding, kinderkleding en badpakken. Op het hoogtepunt in de jaren vijftig werken er meer dan 900 meisjes in de fabriek. Niet allemaal achter de naaimachine. Els Frenken bijvoorbeeld werkt vanaf 1953 op het kantoor van afdeling B, de afdeling waar voornamelijk ondergoed wordt gemaakt.
Tekst 10
In diezelfde jaren vijftig wordt er door de directie een schooltje ingericht, waar nieuwelingen het naaivak kunnen leren. Verantwoordelijke is directrice Mia Vinclair, die al vanaf 1931 werkzaam is bij de Bera
Tekst 11
In 1960 viert de Tricotagefabrieken v/h Frans Beeren & Zonen NV haar 40 jarig jubileum. Er komt een gedenkboek en er wordt feest gevierd ten huize van directeur Guillaume Beeren in Wassenaar. Els Frenken
Voorlezen Kanton Weert
Het kanton Weert 5 januari 1967
De tricotagefabrieken voorheen Frans Beeren en Zn te Weert heeft bijn de rechtbank in Roermond surseance van betaling aangevraagd. Het bedrijf beschikt niet over genoeg liquide middelen om aan zijn verplichtingen te voldoen. Er is echter medegedeeld van de kant van de directie, dat er geen massaal ontslag te wachten staat. Verwacht wordt dat er wel enkele ontslagen zullen volgen, maar deze zullen geen massaal karakter hebben. In het bedrijf zijn ongeveer 1200 mensen werkzaam en hiervan zouden een 20 tot 80 man voor ontslag in aanmerking komen.
Tekst 12
De berichtgeving in het Kanton Weert is te optimistisch. Begin maart 1967 wordt de Bera failliet verklaard. Op de fabriek breekt chaos uit. Stien Noordermeer
Tekst 13
De berichtgeving in het Kanton Weert is te optimistisch. In maart 1967 krijgen niet de geschatte 20 tot 80, maar alle 1200 werknemers een ontslagbrief thuis bezorgd. Onder hen meer dan 900 vrouwen en meisjes. De reaktie is er een van verbijstering, ook bij Mia Vinclair
Meisjes mochten niet bij de vakbond. Het woord meisjes werd doorgestreept op de
aanplakbiljetten
Begin 1935 werken Ina Wirtz en Anny de kerf, twee leidsters van de Katholieke Jeugd
Vereniging een paar maanden op de confectieafdeling van de Berafabriek. Om de sfeer te
proeven en om leden te winnen. Alleen directeur Sjaak weet er van af. Een fragment uit
hun verslag
Uit het verslag van 23 maart 1935
Wij moesten borstrokken bijwerken, dat wil zeggen draadjes en uitstekende stukjes afknippen. Er stonden nog drie andere kinderen van 14 tot 16 jaar. De meisjes zijn erg onontwikkeld, leven heel oppervlakkig en denken doen ze zo goed als niet. Haar fabrieksarbeid zien ze uitsluitend als een middel om geld te verdienen. De houding tegenover de jeugdbeweging was onverschillig of onsympathiek. Zij zagen de jeugdbeweging hoofdzakelijk als niet meer mogen dansen en geeen jongen mogen hebben. Ook op godsdienstig gebied zijn ze onverschillig; ze gaan 's zondags naar de kerk, maar vinden dat ook voldoende. In 't schaftlokaal maakten twee meisjes een kruis voor 't eten,
bidden deed niemand.
Er werd over het algemeen vrij ruw en kort tegen de meisjes gesproken. Het ergst was wel de man die toezicht aan de bandtafels hield; hij ging om het minste geweldig te keer tegen de meisjes. De invloed hiervan op de meisjes kan niet anders dan verruwend zijn.
Uitgebreidere documentatie aanwezig in VPRO archief