Het Spoor Terug
Istori Maluku 4: De wijk
Zesdelige serie over de geschiedenis van de Zuid-Molukkers in Nederland.
Deze aflevering gaat over de beginnende integratie van de Molukkers door hun verhuizing van de woonoorden naar wijken met stenen huizen.
In het begin van de jaren ‘60 worden de meeste Ambonezenkampen afgebroken. Ze maken plaats voor wijken met stenen huizen, dichter bij de bewoonde wereld. De kinderen gaan naar Nederlandse scholen en trouwen daarna steeds vaker met een blanke partner. Toch gaat de integratie moeizaam, gevangen als de meeste jongeren zitten tussen de Nederlandse cultuur en het Molukse ideaal van een snelle terugkeer. Als in 1966 de laatste verzetsleider in de Molukken, dr. Soumokil, door de Indonesische regering wordt terechtgesteld, begint de radicalisering onder de jongeren in Nederland.
Inleidende teksten:
tekst 1
In de tweede helft van de jaren ‘50 kan de Nederlandse regering niet langer om het feit heen, dat het verhaal van het “tijdelijk verblijf” van de Molukkers in ons land niet meer dan een illusie is. Niets wijst er immers op, dat er op afzienbare termijn zoiets als een ‘vrije republiek der Zuid-Molukken’ zal ontstaan. De regering is zich ervan bewast, dat er - gegeven deze realiteit - iets moet worden gedaan aan de huisvesting van de Molukkers. Niet alleen omdat de barakkenkampen, waarin ze nog steeds wonen, dikwijls vochtig en koud zijn, maar ook omdat de bewoners er bijna letterlijk uitpuilen. De nog geen 13.000 Molukkers, die in 1951 voet aan wal zetten, hebben zich in 1959 al vermeerderd tot circa 20.000. Het aantal woon-oorden is intussen wel uitgebreid tot 71, maar toch blijkt bij een telling, dat de in totaal meer dan drieduizend gezinnen plus de meer dan duizend alleenstaanden samen de beschikking hebben over slechts 6.290 vertrekken. Ofwel: anderhalve kamer per gezin. Zo’n toestand vraagt om ingrijpen. Bovendien wil de regering de Molukkers - zonder het ze met zoveel woorden te zeggen - voorbereiden op een veel langer verblijf in Nederland en dus een proces van integratie en assimilatie op gang brengen. In 1959 komt de staatscommissie Verwey-Jonker met het advies om de kampen af te breken en de Molukkers onder te brengen in stenen huizen in speciaal voor hen te bouwen wijken, die dicht bij de Nederlandse woonwijken gesitueerd worden.
In de loop van de jaren ‘60 gebeurt dat bijna overal. Voor de Molukkers is het een enorme overgang en ze zijn er zeker niet allemaal gelukkig mee. Dat blijkt uit de verhalen aan twee voormalige bewoonsters van het kamp Teuge: Lies Tohata en Tilly Pattipeilohy.
tekst 2
Bob Latuheru is 16 jaar en zit op de ULO als hij met z’n ouders moet verhuizen van het Vlissingse kamp Havendorp naar de nieuwe wijk in Oost-Souburg.
tekst 3
In de meeste gevallen werken de Molukkers - ondanks hun heimwee naar de gezelligheid van het kamp - loyaal mee aan de verhuizing naar de wijk. De pogingen om aansluiting te krijgen met de Nederlandse samenleving gaan soms zelfs van henzelf uit.
Fien Sihasale uit Bovensmilde herinnert zich zo’n poging tot integratie.
Tekst 4
Niet alleen gevoelsmatig hebben veel Molukkers moeite met de gedwongen verhuizing naar woonwijken. Bij veel oud-KNIL-soldaten zijn er ook principiële bezwaren. Zij staan op het standpunt dat hun verblijf in Nederland tijdelijk is en willen de kampen alleen verlaten om terug te keren naar hun land van herkomst, de Molukken. Zolang dat politiek gezien nog niet mogelijk is, weigeren zij om naar een permanente woning te verhuizen. Bovendien willen zij geen huur gaan betalen, omdat ze dat in de kampen ook nauwelijks hoeven.
Vaassen is een van die kampen waar een grote groep bewoners principieel weigert om te gaan verhuizen. Onder de voor- en tegenstanders van verhuizing ontstaat grote tweestrijd als de rechter in 1978 ontruiming beveelt, desnoods met harde hand. Als lid van de Coördinatie-Commissie onderhandelt Mathijs Sinay met de gemeente om een gewelddadige ontruiming te voorkomen. Omdat hij zelf al naar een woonhuis is verhuisd, zien de weigeraars hem als een verrader.
Tekst 5
Begin oktober 1976 is duidelijk dat de gemeente de barakken met geweld zal gaan ontruimen. Martin en Jacob Pelamonia bevinden zich met nog twaalf gezinnen in het kamp, en voelen de spanning stijgen.
Tekst 6
Van de ontruiming, waarover u een reportagefragment hoorde uit Hier en Nu van de NCRV-radio, vindt plaats op 14 oktober 1976. Ook vanuit de woonhuizen wordt verzet gepleegd tegen de gewelddadige ontruiming.
Martin Pelamonia:
tekst 7
De keuzes waarvoor de Molukse gemeenschap in de loop der jaren wordt gesteld (bijvoorbeeld wel of niet meewerken aan de zelfzorgmaatregel en wel of niet verhuizen van kamp naar wijk), zorgen ervoor dat er onderling steeds meer onenigheid ontstaat. De tweespalt wordt nog groter als de ex-sergeant-majoor van het KNIL, Isaac Tamaela zich opwerpt als de opvolger van Soumokil, die in 1963 als guerrillaleider op Ceram door de Indonesiërs gevangen is genomen en enkele jaren later wordt geëxecuteerd. Vanaf die tijd heb je Manusama-aanhangers en Tamaela-aanhangers. Ze vormen eigen ordediensten om hun leiders te beschermen. De Nederlandse regering staat oogluikend toe dat ze zich in uniformen hijsen en zelfs dat ze militaire trainingen doen en de ‘eigen’ wijken gaan bewaken.
Die ‘eigen’ wijken ontstaan door de vele ‘politieke’ verhuizingen, zo herinnert Elias Rinsampessy zich. Hijzelf woont sinds 1965 in een Manusama-wijk. Die van Assen.
tekst 8
Lang niet alle Molukkers in Nederland houden zich in de jaren ‘60 bezig met de onderlinge politieke strijd. Bob Latuheru bijvoorbeeld studeert in die jaren voor onderwijzer en woont in een Zeeuwse wijk. Hij herinnert zich niets van ordediensten en acties. Hij herinnert zich alleen maar dat hij met een groepje leeftijdgenoten keihard bezig was om zichzelf te bewijzen. Via de studie en via de sport. En verder geen gezeur.
tekst 9
Latuheru, die in 1943 is geboren, ziet een groot verschil tussen zijn generatie en die van de jongeren, die aan het einde van de jaren ‘60 van zich doen horen. Dat zijn jongens die er helemaal geen behoefte aan hebben zich met ijzeren zelfdiscipline aan studie en sport te wijden.
tekst 10
De jonge Molukkers, die hun vrije tijd gaan doorbrengen in bars en disco’s, zorgen er ook voor dat het woord ‘discriminatie’ inhoud krijgt. Zij zijn de eerste Molukkers, die zich niet alleen gediscrimineerd voelen, maar dat ook niet pikken. Met alle gevolgen van dien.