Het Spoor Terug
Cheerio! 12: De film
Deel twaalf van de zeventiendelige serie 'Cheerio!' over Nederland tijdens de wederopbouw. In deze aflevering: de invloed van de speelfilm. De filmkeuring waakt over openbare orde en goede zeden, want film kan aanzetten tot zedenverwildering. Amerikaanse films overstromen de Nederlandse markt en de Nederlandse film komt nauwelijks van de grond. Interviews hierover met: - romancier en scenarioschrijver Jan Gerhard Toonder; - De heer Van Talingen, medewerker en later directeur van de Nederlandse Bioscoopbond; - Prof. Nico Vroom, destijds hoofd van de afdeling Film van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap (OKW); - regisseur Piet van der Ham; - filmcriticus Bertina van het dagblad 'Volkskrant', lid van de Katholieke Filmkeuring. Inleidende teksten: Inleiding Na de Tweede Wereldoorlog is er bij het publiek een enorme honger naar film en vertier. In lange rijen staan de mensen voor de bioscopen, waar voornamelijk Engelse en Amerikaanse producten vertoond werden. De socialistische minister van OK&W, Van der Leeuw, erkende weliswaar dat film voor driekwart amusement is, maar, zo schreef hij: "omdat honderdduizenden hun enig geestelijk voedsel in de bioscoop ontvangen, legt dit de overheid een zware druk op". Het was de tijd van verregaande bevoogding en dus vond men het heel gewoon dat een groep mensen, verzameld in de Filmkeuringscommissie, beoordeelde wat het volk wel of niet mocht zien. En uit angst dat deze commissie nog te tolerant zou zijn, deden de katholieken met een eigen filmkeuring er nog een schepje censuur bovenop. Het was zo vlak na de oorlog nog slecht gesteld met de Nederlandse film. Naast vele documentaires en enkele goed bedoelde maar amateuristisch gespeelde docudrama's was er nog weinig te bespeuren van een nationale filmproductie. TEKST 1 Na de bevrijding kwam de Nederlandse filmproductie slechts langzaam op gang. Maar dat zou het Nederlandse filmpubliek een zorg zijn. De Amerikaanse filmindustrie had tijdens de oorlog doorgeproduceerd en probeerde in het kielzog van de geallieerde troepen nu Europa met zijn films te veroveren. Zo draaiden er in 1945 vooral Amerikaanse speelfilms in de Nederlandse bioscopen. En het publiek stroomde in grote getale toe, vertelt romancier en scenarioschrijver Jan Gerhard Toonder. TEKST 2 Al tijdens de oorlog voerde de Nederlandse regering onderhandelingen - in Londen in ballingschap - met de filmafdeling van het Amerikaanse leger. Deze afdeling had tot doel de van het nazi-juk bevrijde gebieden te voorzien van cultureel tegengif. Zij moest de West-Europese bioscopen bedienen met Amerikaanse en Britse films. In Nederland werd daartoe een Amerikaanse agentschap in het leven geroepen. Dat werd echter in september 1945 weer opgeheven, vooral omdat de Nederlandse Bioscoopbond zich daartegen verzette. De heer Van Talingen, later directeur van deze bond, was toen medewerker. TEKST 3 De Amerikaanse filmindustrie, verenigd in de MPEA -de Motion Pictures Export Association - gaf zich echter niet zo gemakkelijk gewonnen. In België hadden ze al bijna alle bioscopen opgekocht en konden vertonen wat ze wilden. In Nederland was de regering bang dat een soortgelijke situatie zou ontstaan. Daarom werd besloten dat de Amerikanen slechts een beperkt percentage van het witte doek mochten vullen. Prof. Nico Vroom was toentertijd hoofd van de afdeling Film van het ministerie van OK en W; Hij zat met het probleem dat de Amerikanen wel beperkingen opgelegd konden worden, maar dat dan een deel van het witte doek leeg dreigde te blijven. Dus toog hij naar andere Europese landen om zich van aanbod te verzekeren. Maar de Amerikanen lieten het er niet bij zitten. TEKST 4 Piet van der Ham deed in 1936 mee aan een filmwedstrijd en maakte 'Zie Den Haag', waarmee hij de eerste prijs won. Aangemoedigd door dit resultaat ging hij in dit vak verder. In de oorlog maakte hij deel uit van de ondergrondse Film of Fotodienst, die vanuit tassen of van onder jassen belangrijke objecten of gebeurtenissen vastlegde. Met Mazure, de schrijver van de Dick Bos boekjes, maakte hij, ook in de oorlog, speelfilms als 'Moord in het Modehuis', en 'Ten Hoogste Negen Jaren', gebaseerd op de stripverhalen van Mazure. Na de oorlog maakte hij talloze opdrachtfilms en was daarnaast filmcriticus voor Tijd, Maasbode en NRC. Hij bladert verder in zijn archief: TEKST 5 Langzamerhand komt de Nederlandse speelfilm weer een beetje op gang. Jan Gerhard Toonder werd ingehuurd als scenarioschrijver bij één van die eerste naoorlogse filmprojecten. TEKST 6 Film genoot een grote populariteit, maar van overheidssteun was jarenlang geen sprake. Toch werd er na de oorlog wat geld vrijgemaakt. Nico Vroom is er nog trots op dat hij die begrotingspost wist te vrijwaren voor de bezuinigingen van Lieftinck, de minister van Financiën. TEKST 7 De overheid verleende dan wel in beperkte mate steun aan de filmproductie, maar was tegelijkertijd ook als de dood voor de slechte invloed ervan. De Centrale Filmkeuring had het bijzonder druk. De goede zeden van het Nederlandse volk stonden op het spel. Zo werd bijvoorbeeld in 1948 de Deense film 'Ditte, een mensenkind' afgekeurd, omdat er schoolkinderen in spelen die een dode rat bij de staart grijpen, er een ongehuwde moeder in voorkomt èn een scharensliep die drinkt. Nog strenger was de Katholieke Filmkeuring, die het werk van de Centrale Filmkeuring nog eens dunnetjes overdeed om het katholieke volksdeel te beschermen. De heer Bertina, criticus van de toen nog katholieke Volkskrant, maakte deel uit van de Katholieke Filmkeuring. TEKST 8 Omstreeks 1950 werd Jan Gerhard Toonder weer door producent Rudi Maier gevraagd voor een speelfilm, die 'Sterren stralen overal' zou gaan heten. Samen met regisseur Gerard Rutten schreef hij het scenario. Rudi Maier, één van de weinige producenten die de oorlog overleefd had, wilde nu wel eens een kassucces hebben.