Het Spoor Terug
Cheerio! 10: Helpers in de nood
Deel tien van de zeventiendelige serie 'Cheerio!' over Nederland tijdens de wederopbouw.
In deze aflevering: de hulp die Nederland om er weer bovenop te komen na de Tweede Wereldoorlog. Direct na de bevrijding komen hulpacties van het Rode Kruis op gang. En 's lands economie krijgt vanaf 1948 een injectie via de Marshallhulp.
Interviews met o.a.:
- Kees Rijnvos, destijds landarbeider, nu hoogleraar Economie aan de Erasmus Universiteit;
- Ernst van de Beugel destijds secretaris van de Raad voor Economische Aangelegenheden, een onderdeel van de Ministerraad
- De heer Van der Meij, destijds secretaris van de Contactgroep Opvoering Productiviteit;
- Govert Verheul, destijds voorlichter op het ministerie van Economische Zaken;
- Lenie Verstegen, werkte destijds bij de KRO-radio.
Inleidende teksten:
En dan nu Het Spoor Terug met het 10e deel van Cheerio !, een serie over Nederland tijdens de Wederopbouw. Deze uitzending gaat over de Helpers in de Nood, over de hulp die Nederland kreeg om er weer bovenop te komen na de Tweede Wereldoorlog. Toen Nederland in mei 45 was bevrijd stond het land er slecht voor. De hulpverlening kwam op gang, zoals de Hulpacties van het Rode Kruis en die van het Nederlands Volksherstel, maar die waren een druppel op de gloeiende plaat. Ook de hulp uit het buitenland kon slechts de ergste nood lenigen. Vooral ook omdat de industrie plat lag. Grondstoffen en machines waren of vernietigd of door de Duitsers meegesleept. Daar kwam pas verandering in toen de Marshallhulp op gang kwam.
TEKST 1 Aan vrijwel alles is gebrek in 1945. Vooral de Randstad heeft zwaar te lijden gehad van de hongerwinter. Meubels, spoorbielzen en trapleuningen zijn opgestookt om die laatste winter door te komen in het nog niet bevrijde deel van Nederland. De heer Giberius van de actie 'Een houtje voor Amsterdam' doet op 4 juni 1946 in een radio-interview een oproep aan het Nederlandse volk.
TEKST 2 De landen die niet of nauwelijks geteisterd zijn door de oorlog zenden hulpgoederen. Zweden, Zwitserland en Denemarken laten zich niet onbetuigd. De leider van de Deense actie 'Holland Hjaelpen' wordt eveneens voor de radio geïnterviewd.
TEKST 3 Een jaar later in 1946 is er nog geen eind gekomen aan het voedselgebrek. De nood is hoog en ook de Amerikanen organiseren voedselvluchten naar Europa. De heer Hoover, voorzitter van de hulp-voedselcommissie komt aan op Schiphol.
TEKST 4 De ergste nood is dan wel gelenigd, de bevolking heeft te eten, maar de economie komt maar niet op gang. De Verenigde Staten beseffen dat Europa er met het sturen van hulpgoederen niet bovenop zal komen. Er moet meer gebeuren om daadwerkelijk economisch herstel te realiseren. Op 5 juni 1947 houdt de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marshall een rede op de Harvard Universiteit in Boston. Hij legt zijn gehoor uit dat als er niet gauw een economisch herstelprogramma ontwikkeld wordt de onrust en wanhoop in Europa wel eens fataal zou kunnen worden. Het zou ook in het belang van de Verenigde Staten zijn als Europa weer opgestuwd wordt in de vaart der volkeren. En vervolgens roept hij de Europese landen op gezamenlijk een programma op te stellen. En zo geschiedt. Ernst van de Beugel was toen secretaris van de Raad voor Economische Aangelegenheden, een onderdeel van de Ministerraad.
TEKST 5 De Amerikanen hebben er alle belang bij, dat Europa een stabiele factor wordt in de wereldpolitiek, maar dan moeten zoveel mogelijk landen mee doen. Oude oorlogswonden moeten snel geheeld worden. Zelfs Stalin wordt Marshallhulp aangeboden. Een staaltje van Amerikaanse machtspolitiek. Maar de achterdocht van de Sovjet-Unie is groot. Molotov, de Russische minister van buitenlandse zaken, komt naar Parijs om erover te praten, maar slaat het aanbod af. De scheiding tussen Oost en West-Europa is daarmee een feit. Ernst van de Beugel geeft aan waarom de Verenigde Staten Europa steunden.
TEKST 6 vervalt
TEKST 7 De Amerikaanse hulp komt nog net op tijd. Maar de Verenigde Staten nemen niet louter genoegen met het verstrekken van materiële hulp. Ze zijn van mening dat in Nederland de mentaliteit in de bedrijven moet veranderen. Op hun aandrang wordt de commissie 'Technical Assistance and Productivity' - later omgedoopt in de Contactgroep Opvoering Productiviteit - ingesteld. De heer Van der Meij was toen secretaris van die commissie.
TEKST 8 Govert Verheul was in die tijd voorlichter op het ministerie van Economische Zaken en kan zich nog goed herinneren hoe de voorlichtingsmachinerie begon te draaien.
TEKST 9 Kosten noch moeite worden gespaard om de bevolking inzicht te geven in de bedoeling van de Marshallhulp. In het navolgende hoorspel, getiteld 'Zo'n klein berichtje maar' hoort u een fragment van dat onderricht.
TEKST 10 Dank zij de Marshallhulp kon de toenmalige minister van Economische Zaken zijn Industrialisatienota uitbrengen. De hulp had de economie aangezwengeld en nu moest Nederland een moderne industriële natie worden. Daartoe moest vooral de jeugd opgevoed worden. Lenie Verstegen werkte toen bij de KRO-radio.
TEKST 11 Prof. Kees Rijnvos is hoogleraar Economie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. In 1950 was hij nog een jonge landarbeider in een klein Brabants dorp. Hij was éen van de duizenden die een opstel instuurden.