Het Spoor Terug
In Duitse krijgsdienst 2: de strijd voor het fascistisch ideaal
Deel twee van de driedelige serie 'In Duitse krijgsdienst' over Nederlandse SS-ers.
In dit deel de praktijk van de strijd voor het fascistisch ideaal.
Minstens vijfentwintigduizend Nederlanders vochten tijdens de Tweede Wereldoorlog mee om Hitlers' Derde Rijk te verwezenlijken. Het Nederlandse aandeel in de SS was hiermee groter dan dat van alle andere bezette landen.
Interviews met een aantal Nederlandse voormalige SS-ers over o.a. de frontstrijd.
Inleidende teksten:
Tekst 1 Karel de Mooij en Pieter van Lent, die u hier hoorde, zijn twee van de vele Nederlanders, die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van de Duitsers meevechten tegen het Bolsjewistische gevaar in het Oosten. Samen met 25 tot 50.000 landgenoten, een exact cijfer is niet bekend, nemen zij de wapens op om Hitler te helpen bij de verwezenlijking van zijn Derde Rijk. Wie zijn zij, die 2000 kilometer en verder naar het Oosten trekken om een vijand te vernietigen die ze alleen kennen uit propagandafilms, en hetzecampagnes voor de radio? Zijn zij idealisten, overtuigde nationaalsocialisten, of avonturiers, die de benauwenis van het bezette vaderland willen ontvluchten ? Zij zijn niet de uitvinders van een weerzinwekkende ideologie, of de leiders van een moorddadig regime. Maar wél zijn zij vijf jaar lang de radertjes, die de Duitse oorlogvoering en machtsmachinerie mogelijk maken. Tot eind 1942 denkt de Duitse Wehrmacht ook zonder buitenlandse hulp Rusland onder de voet te kunnen lopen. Pas als na de slag bij Stalingrad, in januari 1943, de Duitse aanval voor het eerst wordt afgeslagen, komt er een intensieve wervingscampagne op gang, om jongens in de bezette landen voor het Oostfront te ronselen. Nederlandse vrijwilligers leveren daarbij in verhouding het grootste aandeel. Vandaag gaat het in dit tweede deel van een driedelige serie van Het Spoor Terug over de actieve frontstrijd van deze Nederlandse SS-ers. De idealen, de oorlogsgruwelen, en de ontgoocheling die daarop volgt, soms macabere verhalen, die door sommige betrokkenen voor het eerst verteld worden. De eerste lichting Nederlandse vrijwilligers krijgt nog een Spartaanse opleiding, gericht op de onvoorwaardelijke trouw aan de Führer aller Germanen. Als in juli 1942 een van de eerste bataljons bij Leningrad arriveert, heerst er nog een onbeperkt vertrouwen in een Duitse overwinning, zoals uit een dagboekfragment blijkt. "Voor Leningrad, 25 juli 1942 — We liggen in stelling voor Leningrad. Door de kijkers zien we tal van groote prachtige gebouwen. De bunkergordel, die de Duitschers gebouwd hebben is prima. Alleen moeten we lang wacht staan. 's Avonds van 10 uur tot 's morgens vier en dan overdag nog 2 of 3 uur. Dat is dus niet weinig. Volgens geruchten moet op ongeveer 15 Augustus a.s. Leningrad gevallen zijn. Dat zullen dan wel zeer zware gevechten worden, want de Russen hebben een stalen gordel om hun stad gebouwd. Noren, Vlamingen, Spanjaarden en andere vrijwilligers zijn hier allen samen getrokken. Wat ik dus vroeger al vermoed heb, zal dus wel waarheid worden, nl. dat de Verenigde vrijwilligers triomfantelijk Leningrad zullen binnenrukken. Filmoperateurs, krantenberichten, tam-tam, zoodat de Goegemeente weer een stapje nader tot het besef komt, dat wij helden zijn. Van onze geheele derde bataillon zijn 103 jongens overgebleven. Het 2de bataillon moet er nog minder hebben. Wanneer we hier nu bovendien nog veel uitvallen hebben, dan bestaat er practisch geen Legioen meer. Zouden we dan eindelijk naar Nederland teruggaan of zullen we hier 'till the better end' moeten blijven? Laat ik maar hopen van niet. Ik vind het prettig nu eens voor een stad te liggen, want het lijkt mij een groote sensatie om mede te helpen zoo'n stad te veroveren en er dan triompheerend binnen te kunnen trekken. Dat wij mede ingezet zullen worden staat voor mij als een paal boven water. Wanneer het dan toch moet gebeuren, dan liever vandaag als morgen. —"
Tekst 2 Hubertus Bouwmans maakt deel uit van het Vrijwilligers Legioen Nederland, dat opgericht is enkele weken na de Duitse invasie in de Sovjet-Unie. Eerst wordt het legioen ingezet in Kroatië tegen Tito's partizanen, waarna een deel vervolgens naar het front bij Leningrad gestuurd wordt. Daar op de grens van Estland en Rusland - bij de strategische plaats Narwa - bevindt zich dan ook in 1944 Hubertus Bouwmans, die er weerzinwekkende taferelen meemaakt.
Tekst 3 Pieter van Lent komt via de Jeugdstorm, de jongerenorganisatie van de NSB, bij het Vrijwilligerslegioen Nederland terecht. Zijn vader vindt hem eigenlijk nog te jong, maar zelf vindt hij dat hij met 16 jaar al oud genoeg is. Na een opleiding van twee maanden heeft hij meer dan genoeg van het gemarcheer in opleidingskamp Sennheim.
Tekst 4 Russische vrouwen zijn geen mensen maar beesten. En daarom wordt een heel bataljon door de Nederlandse vrijwilligers afgeslacht. Het verhaal wordt voor de Nederlandse radio uitgezonden om nieuwe vrijwilligers voor het Oostfront te werven. Karel de Mooij, één van de eerste leden van de Jeugdstorm, heeft zich als rasechte nationaalsocialist gemeld bij de SS. In 1944 als hij al twee jaar frontervaring heeft - ligt hij in een loopgraaf om een tegenaanval van de Russen af te slaan.
Tekst 5 Ondanks de verschrikkingen aan het front en de enorme verliezen ook onder de Nederlandse vrijwilligers,, gaat de Nederlandse radio gewoon door met het uitzenden van opgewekte berichten van het front. "Neerlands stem van het Oostfront", "Front en Vaderland" en "De stem der SS" zijn drie programma's waarin het quasi optimistische nieuws gemeld wordt.
Tekst 6 Alleen de allerfanatiekste vrijwilligers blijven tot het bittere eind in een Duitse overwinning geloven, en vieren daarom zelfs in december 1944 nog vrolijk Sinterklaas. Ook Koenraad Harmelink verliest de moed niet. De Drentse boerenzoon strijdt al sinds 1940 bij de Landwacht, de WA, de NSKK - de chauffeurs die het Duitse leger steunen - en tenslotte de SS. In februari 1945 schrijft hij nog een opgewekte brief naar huis.
Tekst 7 Hubertus Bouwmans, die in Narwa al vele verschrikkingen meemaakte, is na vele terugtrekkende bewegingen in april 1945 weer aangekomen in Duitsland. Hij bevindt zich in een soort niemandsland tussen de oprukkende Amerikaanse troepen en de Rode Legers, die hem en zijn kameraden tot in de buurt van Dresden achtervolgen. Daar heeft een macabere ontmoeting met de Russen plaats, waar hij pas na 43 jaar voor het eerst over kan vertellen. Een gruwelijke ervaring, die hij nooit verwerkt heeft.
Uitgebreidere documentatie aanwezig in VPRO archief