Het Spoor Terug
Sport en oorlog 1: Het Voorspel
Deel één van de driedelige serie 'Sport en oorlog', over sportbeoefening ten tijde van de Duitse bezetting van Nederland.
In deze aflevering: over de Olympische Spelen in Berlijn en de bloei van de sport tijdens het nationaalsocialisme. De sport bloeide in de oorlog als nooit te voren en werd een gewillig instrument in de handen van de Duitse bezetter.
Waarom bleef de sportwereld blind, zelfs bij de beruchte Olympische Spelen van 1936. Slechts eens enkeling weigerde om naar de hoofdstad van het Derde Rijk af te reizen.
Interviews met:
- Hermann Harster, voormalig perschef van de Olympische Winterspelen van '36 en tijdens de oorlog de hoogste Duitse sport-autoriteit in Nederland ;
- de joodse bokskampioen Ben Bril, die weigert naar de Spelen van '36 in Berlijn te gaan;
- Wim Peters, in de jaren dertig Nederlands kampioen op de hink-stap-sprong, die in 1936 bedankt voor de Spelen in Berlijn;
- de Nederlandse sprintkampioene Tollien Schuurman die eveneens weigert deel te nemen aan de nazi-spelen;
- wielrenner Jan Derksen.
Inleidende teksten:
tekst 1
Adolf Hitler, Han Hollander en Hermann Harster - twee Duitsers en een joodse Nederlander, niet toevallig samen in de kop van dit eerste van een serie van drie programma's over 'Sport en Oorlog'. Hitler, die er in 1936 in slaagt om vrijwel de hele wereld te misleiden met de Olympische Spelen van Berlijn; Hollander, de gevierde AVRO-verslaggever, die zich laat misleiden en enthousiaste reportages brengt over diezelfde Spelen; en Harster - ooit perschef van de Olympische Winterspelen van '36 en tijdens de oorlog de hoogste Duitse sport-autoriteit in Nederland - met een onthullende nabeschouwing.
"De nazi's gebruikten de sport om hun jeugd op te leiden voor de Weermacht",zegt Harster nu. "En in de bezette gebieden zorgden ze ervoor, dat de sport ongestoord kon doorgaan en fungeren als ventiel voor opgekropte agressie". Harster, die zich graag wat distantieert van zijn betrokkenheid toen, doet in '40-'45 dapper mee aan de opdracht van rijkscommissaris Seyss-Inquart, die vrijwel letterlijk luidt:"Hou de sport rustig, want wie aan sport doet, zondigt niet". En - mede dankzij Harster - wordt er aan sport gedaan! Nog nooit is er zoveel publieke belangstelling als juist tijdens de oorlog.
De cijfers bewijzen het. Terwijl er in 1940 nog maar 4 miljoen toeschouwers op de tribunes zitten, is dat drie jaar later al verdubbeld tot ruim 8 miljoen. De voetbalwedstrijden trekken volle stadions, de wielrenners hebben nog nooit voor zoveel publiek gereden en met de andere sporten is het al niet anders. De sportbeoefenaars zelf hebben dan ook weinig behoefte om te stoppen. Sommigen gaan zelfs naar Duitsland om er vette premies te verdienen als wielrenner of bokser. Slechts een enkeling doet niet mee en zegt de sport bij het begin van de oorlog vaarwel. Het zijn vaak dezelfden die al in '36 weigeren om naar de Spelen van Berlijn te gaan. En een héél enkele heeft zelfs al voor '36 de buik vol van de combinatie sport en nazi-Duitsland. Zo één is bokskampioen Ben Bril.
tekst 2
Wie zich kennelijk ook meer Hollander dan Jood voelt, is de populaire radio-verslaggever Han Hollander. Hij heeft er geen enkel probleem mee om de Olympische Spelen van Berlijn te verslaan. En hij is razend enthousiast als de Nederlander Tinus Osendarp (later bekend als fervent NSB'er) de bronzen medaille wint op de 100 meter. Weliswaar achter dé grote man van de Spelen, de Amerikaan Jesse Owens, maar Owens en de nummer 2 op de sprint zijn slechts negers. Onze Tinus is dus de snelste man van het blanke ras....
tekst 3
In zijn huis in Zwolle stort Wim Peters een bekertje met gouden medailles leeg op tafel. Peters is in de jaren dertig Nederlands kampioen op de hink-stap-sprong. In 1932 neemt hij deel aan de Spelen in Los Angeles. Maar in Berlijn ontbreekt Wim Peters. Niet omdat hij niet geselecteerd is, naar omdat hij bedankt voor de eer om de nazi's aan een fraaie propaganda-stunt te helpen.
tekst 4
Meer applaus dus voor de derde plaats van de blanke Nederlander dan voor de grandioze zwarte winnaar. Terwijl Hollander in Berlijn juicht over de successen van 36 NSB'er Osendarp, zit in een dorpje in Friesland de Nederlandse sprintkampioene Tollien Schuurman thuis. Tollien was zeker kanshebster voor een medaille in Berlijn, want tot kort ervoor is ze nog wereldrecordhoudster op de 100 meter. Maar Tollien wenst niet deel te nemen aan de nazi-spelen.
tekst 5
Een paar Berlijn-gangers hebben kennelijk hun ogen open gehad. Niet echter de man, van wie je dat in elk geval zou verwachten, radio-verslaggever Han Hollander. Die blijft juichen over al het moois dat hij heeft mogen meemaken:
tekst 6
Berlijn, de stad van de Vrede en de Vriendschap.... Han Hollander blijft in de Rijkshoofdstad van het Derde Rijk blind voor de propagandastunt van de nazi's. De Jood Hollander krijgt zelfs van Ariër Hitler persoonlijk een ere-certificaat, vanwege zijn verdiensten als commentator. Zes jaar later, in 1942 als Hollander allang zijn baan bij de radio kwijt is, denkt hij nog met dat ere-certificaat aan deportatie te ontkomen. Hij weigert het onderduikadres,dat sportverslaggever Kick Geudeker hem aanbiedt en belandt in het concentratiekamp Sobibor. De populaire AVRO-verslaggever overleeft dat kamp niet.
51 jaar later gaan we van Berlijn naar Hamburg. Daar woont dr. Hermann Harster, de man die in '36 al perschef is van de Olympisch Winterspelen van Garmisch Partenkirchen. In 1940 wordt hij naar Nederland gestuurd. Zijn broer - de beruchte Sicherheitsdienst-commandant - heeft een leuke baan voor hem geregeld. Hij wordt - direct onder Seyss-Inquart - ' Sport und Pressereferent', dus in feite de hoogste Duitser,die zich met de sport in Nederland bemoeit.
Nu, in 1987 weet hij nog goed,waarom de sport in nazi-Duitsland zo belangrijk was.
tekst 7
Ben Bril, de joodse bokser, blijft een uitzondering in de Nederlandse sportwereld. Bijna alle niet-Joodse sporters gaan na de Duitse inval gewoon door met hun liefhebberij. Er is geen sprake van dat in Nederland de sport wordt lamgelegd als protest, iets wat bijvoorbeeld wel in Noorwegen gebeurt.
Sommigen, zoals wielrenner Jan Derksen, maken in die jaren zelfs van hun sport hun beroep. Het publiek snakt immers naar afleiding en wil best betalen voor wat sport-amusement.
tekst 8
Voor de oorlog is de sport in Nederland nog totaal verzuild, met aparte bonden voor katholieke, protestante, neutrale en zelfs socialistische sporters. De Duitsers vinden dat veel te onoverzichtelijk en beginnen meteen aan een concentratieplan. Zo komen al in juli 1940 de voetbalbestuurders voor de keus te staan: meedoen met de concentratie of stoppen.
tekst 9
De hoogste Duitser in het Nederlandse sportwereldje, Hermann Harster, blijkt 45 jaar na dato zich helemaal niet te herinneren, waarom al die bonden eigenlijk geconcentreerd werden tot 'eenheidsbonden'.
tekst 10
Doktor Harster kan achteraf tevreden zijn: de Nederlandse sport is rustig gebleven en er zijn nauwelijks problemen rondom de concentratie tot eenheidsbonden. Dat is — Harster zei het al - voor een groot deel te danken aan de man, die in die jaren geldt als dé autoriteit in de Nederlandse sportwereld: Karel Lotsy.
Hij is ook de grote man binnen een driemanschap met twee NSB'ers en Hermann Harster, die het sportgebeuren in de gaten houden.
Volgende week zullen we nader ingaan op de figuur Lotsy. Nu al kunnen we vaststellen dat hij er kennelijk mee akkoord is gegaan dat er al snel bordjes op de sportvelden verschijnen waarop staat dat de toegang voor joden verboden is. En ook het besluit dat vanaf 1 november 1941 joden zelfs geen lid meer mogen zijn van een sportvereniging heeft niet meer opgeleverd dan — misschien — een symbolische daad van Lotsy. Van echte protesten in de sportwereld is niets bekend.
Ben Bril, de joodse bokser die nog voor de verboden al besluit om niet meer in de ring te verschijnen, blijft overigens ook daarna actief en deelt nog menige knock-out uit.