VPRO Marathoninterview
Albert Helman: uur 3 (pseudoniem van Lou Lichtveld)
De belangrijkste Surinamer van de twintigste eeuw
Op 28 juli 1989 ontving Djoeke Veeninga hoog bezoek in de VPRO-villa: ‘de belangrijkste Surinamer van de twintigste eeuw’, Albert Helman (pseudoniem van Lou Lichtveld), had zich bereid gevonden zich vijf uur lang te laten ondervragen. De 86-jarige schrijver, dichter, journalist, Republikeinse strijder in de Spaanse Burgeroorlog, verzetsman in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, ex-minister van Onderwijs en Volksgezondheid in Suriname, componist, organist en voorzitter van de Surinaamse Rekenkamer, die tijdens zijn enerverende leven in Suriname, Nederland, Spanje – tijdens de Burgeroorlog – Mexico, de Verenigde Staten, Italië en Tobago had gewoond, publiceerde nog altijd, vooral over Suriname.
Met dat land, waar hij geboren was en waar zijn wortels lagen, had hij een problematische verhouding. De laatste dertig jaar van zijn leven bleef hij weg uit het land waar zijn beroemdste boeken, Zuid-Zuid-West (1926) en De Stille Plantage (1931) zich afspeelden. De Nederlandse kolonisator was hoogmoedig en racistisch, Suriname achterlijk en bekrompen. De onafhankelijkheid in 1975 was volgens Helman een truc van de Nederlandse regering om een blok aan het been te lozen. Tot op hoge leeftijd bleef hij romans en dichtbundels publiceren.
------------------------------------------------------
Biografie Albert Helman
Een kosmopoliet zoals ze niet meer gemaakt worden
Lodewijk Alphonsus Maria Lichtveld, de ‘belangrijkste Surinamer van de twintigste eeuw, volgens journalist en landgenoot Anil Ramdas, zag op 7 november 1903 het levenslicht in Paramaribo, hoofdstad van Suriname, dat toen nog een Nederlandse kolonie was. Zijn katholieke ouders maakten deel uit van de gekleurde elite van Paramaribo en waren deels van Indiaanse afkomst. Op zijn twaalfde stuurden zijn ouders hem naar Nederland, om precies te zijn naar het internaat Rolduc van het Klein Seminarie in Roermond. Daar moest hij de priesteropleiding volgen, een onderneming die hij spoedig voor gezien hield. Hij keerde terug naar Suriname om een muziekopleiding te volgen. Hij leerde er verdienstelijk orgel spelen en componeren. Maar zes jaar na zijn eerste reis naar Nederland ging hij er weer heen om naar de kweekschool, de lerarenopleiding te gaan en musicologie te studeren. Lichtveld werd daarna journalist en recenseerde muziek. Hij sloot zich aan bij de kring rond het katholieke tijdschrift De Gemeenschap. Met zijn dichtbundel De Glorende Dag in 1923 werd de Surinaamse migrantenliteratuur geboren.
In 1926 verscheen zijn debuutroman Zuid-Zuid-West, die gaat over de uitbuiting en verwaarlozing door de kolonisator van Suriname. De Stille Plantage, zijn in 1931 gepubliceerde roman, gaat over de ondergang van een plantagehouder en zijn familie. Een jaar daarop vertrekt Helman naar Barcelona. De spanningen tussen de republikeinen, communisten en anarchisten aan de ene kant en nationalisten en monarchisten – die door het fascistische Italië en nazi-Duitsland werden gesteund – mondde in 1936 uit in de Spaanse Burgeroorlog, waar Helman voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant verslag van deed. Hij kon zichzelf niet onbetuigd laten en vocht aan republikeinse zijde mee. Toen Generaal Franco de republikeinen in 1938 versloeg, vluchtte Helman naar Noord-Afrika. Van daaruit vertrok hij naar Mexico, maar in 1939, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, kwam hij aan in Nederland. Daar zag hij, in tegenstelling tot veel andere Nederlanders, al groot de dreiging was voor de joodse bevolking van Europa. Hij schreef het boek Millioenenleed voor het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen. Toen de oorlog ook Nederland bereikte, dook Helman onder. Zijn antifascistische gevoelens waren meer dan bekend. Hij dook, samen met zijn vriendin Lily, de Amsterdamse illegaliteit in. Hij vervalste hij persoonsbewijzen, publiceerde verzetsverzen en waagde het zelfs bij Arthur Seyss-Inquart, rijkscommissaris van Nederland tijdens de bezetting tegen de oprichting van de Cultuurkamer te protesteren. Kunstenaars waren verplicht daar lid van te worden, het werken werd ze anders onmogelijk gemaakt. Hij schreef in het illegale blad Vrije Kunstenaar en volgde Gerrit van der Veen, beeldhouwer en verzetsman op in de redactie toen de laatste in 1944 op werd opgepakt.
Helman overleefde de oorlog en besloot in 1949 toch nog een keer terug te keren naar Suriname, iets dat hij gezworen had niet meer te zullen doen. Hij werd bij aankomst prompt minister van Onderwijs en Volksontwikkeling en minister van Volksgezondheid. Naar eigen zeggen heeft hij de malaria verdreven uit het land. In 1951 kwam het kabinet De Miranda, waarvan Helman deel uitmaakte ten val vanwege de Hospitaalkwestie, waar Helman een belangrijke rol in had gespeeld. Na zijn ministerschap richtte hij zich op het voorzitterschap van de Surinaamse Rekenkamer. In 1961 vertrok Helman naar Washington waar hij als Gevolmachtigd Minister toetrad tot de Nederlandse ambassade in de Verenigde Staten en de belangen van Suriname behartigde. Toen hij enkele jaren later met pensioen ging vestigde hij zich op het Caribische eiland Tobago, later in het Italiaanse Airole, om zijn laatste levensjaren in Amsterdam-Buitenveldert te slijten. Daar stierf Albert Helman op 11 juli 1996 op 92-jarige leeftijd. Zijn dood werd in Suriname en de Surinaamse gemeenschap in Nederland diep betreurd en er heerste een gevoel van bitterheid dat de schrijver Helman, afgezien van de Vijverbergprijs (?) in 1952 voor zijn roman Een Laaiende Stilte zo weinig erkenning kreeg en bij de uitreiking van talloze literaire prijzen werd overgeslagen.