VPRO Marathoninterview
Nelleke Noordervliet: uur 3
‘Als je een paar boeken hebt geschreven, krijg je opeens je eigen kleine bedrijfje. Daarmee kun je het behoorlijk druk hebben.’ In 2004 gaf Nelleke Noordervliet rekening en verantwoording van haar literaire onderneming aan Aukje Holtrop. En nog altijd is haar zaak, hoewel pensioengerechtigd, alive and kicking!
Nelleke Noordervliet debuteerde in 1987 met de roman 'Tine, of de dalen waar het leven woont'. Een 'vie romancée' over Tine van Wijnbergen, de eerste vrouw van Eduard Douwes Dekker. Een vrouw die in de schaduw had geleefd van de grote Multatuli en het volgens haar verdiende om van grijzigheid en stof te worden ontdaan.
-------------------------------------------
Waarom Nelleke Noordervliet?
Een brede historische belangstelling, een grote interesse in morele vraagstukken en levensvragen, een pen die lekker dik kan schrijven, bedreven als gastdocent en spreker in het openbaar, een krachtig bestuurslid van actiegroep en belangenorganisatie.
Kan er nog iets bij in dit volle leven? Is er iets dat Nelleke Noordervliet niet heeft gedaan?
Jazeker. Een marathoninterview bij de VPRO. Nelleke Noordervliet, schrijfster onder andere, drie uur lang in gesprek met Aukje Holtrop.
Na haar debuut volgde meer: vanaf 1991 verschenen de roman Millimort, Het oog van de engel en in 1993 De naam van de vader. Tegen die tijd kon ze over zichzelf zeggen: 'Als je een paar boeken hebt geschreven, krijg je opeens je eigen kleine bedrijfje. Je gaat lezingen geven, voorleesbeurten, je wordt gevraagd voor een praatje hier, een radioprogrammaatje daar .... literaire bladen bedelen om een bijdrage. Daarmee kun je het behoorlijk druk hebben.'
Dat verhinderde niet dat ze nog meer ging schrijven: nieuwe romans, Uit het paradijs in 1997 en Pelican Bay in 2002. Ze breidde haar gebied uit met poëzie in Een vlaag van troost in 2001, met jarenlang een wekelijkse actuele column in de Volkskrant en met artikelen, essays en voorwoorden over geschiedenis in de ruimste zin van het woord: van het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 in Munster tot en met de historische collectie in het Rijksmuseum.