VPRO Marathoninterview
James Kennedy: uur 3
Hij studeerde buitenlandse betrekkingen, theologie en Europese geschiedenis in Amerika en verhuisde toen naar het land van zijn moeder. Toen hij zich in Amsterdam als migrant meldde bij de Vreemdelingenpolitie in een rij van bijna allemaal zwarte mensen, werd hij binnen tien minuten geholpen als de blanke met de privileges, en was onaangenaam verrast. In een gesprek van drie uur met Rik Delhaas gaf hij in 2008 zijn visie op de Nederlandse samenleving. ---------------------------------
J.Kennedy
Als jongen wilde hij het liefst meteoroloog worden: "Dat krijg je als je opgroeit in een staat van meedogenloze 'twisters': temperatuurschommelingen die van hartje zomer naar hartje winter in twaalf uur tijd gaan." Maar hij werd historicus, onze gast van vanavond, en hij ging zich bezighouden met dat onooglijk kleine landje aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waar een deel van zijn geschiedenis ligt.
James Carleton Kennedy wordt in 1963 geboren in Orange City, in de staat Iowa in de Verenigde Staten. Zijn Schots-Ierse vader en Rotterdamse moeder zijn in dit kleine dorp, dat werd gesticht door Hollandse immigranten, neergestreken om er hun bestaan op te bouwen. Hoe goed hij ook probeert mee te doen aan de festiviteiten van deze Hollandse immigranten, hij blijft toch altijd een buitenstaander tussen gereformeerde boerenjongens.
Op zijn twintigste vertrekt hij naar Washington om Buitenlandse Betrekkingen te studeren, vervolgens Theologie in Michigan en Europese Geschiedenis aan de universiteit van Iowa. Zijn promotor moedigt hem aan om met de Nederlandse geschiedenis bezig te gaan. Hij promoveert met 'Nieuw Babylon in Aanbouw', een proefschrift over de jaren zestig in Nederland. Ondertussen trouwt hij net als zijn vader met een Nederlandse vrouw. In 2001 verschijnt zijn onderzoek naar euthanasie in Nederland onder de titel: 'Een weloverwogen dood'.
In 2003 wordt hij aangesteld als hoogleraar Contemporaine Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het gezin Kennedy verhuist naar Nederland. In 2007 maakt hij de overstap van de gereformeerde VU naar de seculiere Universiteit van Amsterdam, waar hij tot op heden hoogleraar Nederlandse geschiedenis is.
Een Amerikaan in Nederland, opnieuw immigrant. In een land dat de multiculturele samenleving heeft afgeschaft. Terwijl er aan de andere kant van de oceaan in zijn eigen land een politieke aardverschuiving plaatsvindt nu de eerste zwarte president daar aantreedt.
--------------------------------------------
Samenvatting eerste uur
Om te beginnen verplaatsten we ons naar een oudejaarsavond in Orange City in Iowa, waar hij geboren werd en opgroeide. Een dorp met 3500 inwoners. Oudejaarsavond werd doorgebracht met kaarten, zoals hij dat nu in Amersfoort met zijn gezin ook zou doen, ware hij thuis geweest. Daar in Orange City ging je om 12 uur niet naar buiten om vuurwerk af te steken – je bleef binnen, dronk een glas champagne en ging slapen. Er was geen buitenleven – daar was het gewoon ook veel te koud voor.
Overigens wel een vriendelijk dorp, waar je op 1 januari naar de kerk wandelde en 'hi' en 'hello' zei in de supermarkt. Maar waar ook sterk op elkaar gelet werd. Halverwege de 19-de eeuw waren de Nederlandse immigranten daar neergestreken, maar de familie Kennedy was een buitenbeentje – nieuwkomers van buiten daar neergestreken, intellectuelen, een Schots-Ierse vader en een Rotterdamse moeder, een níeuwe Nederlander dus.
Bovendien was James geen uitblinker in sport – en daar werd je ook niet populair van in Orange City. Wel danste hij jaarlijks tijdens het Tulpenfestival braaf de Jan Pierewiet – een soort polka, liefst gedanst in een Staphorster kostuum en op klompen.
Het christelijke dorp wist lang een kroeg buiten de dorpsgrenzen te houden – zo’n broedplaats van slecht gedrag paste niet in het onberispelijke dorp.
De kerk daar, ook die van de familie Kennedy, omschrijft hij als een conservatieve maar gewone gereformeerde kerk. Het waren geen zwarte kousen mensen, zegt hij, het was meer: Wij zijn orthodox, wij hebben een persoonlijke relatie met Jezus, we gaan trouw naar de kerk, we zijn goede mensen. Op de christelijke school was tijdens zijn tienerjaren de issue: dansen of niet? Want dat kwam te dicht bij seksuele onzedelijkheid.
Toen zijn vader in Cambridge ging werken, zat James opeens een jaar tussen de ongelovigen. En toen moest hij kiezen, vond hij – waar hoorde hij bij? En hij koos voor het geloof.
Interviewer Delhaas vraagt of het geloof een houvast is voor wie migrant is – en dat beaamt hij. Kennedy is inmiddels weer migrant, en hij merkt dat er steeds meer van hem verwacht wordt zijn identiteit los te laten – er is minder ruimte om de Amerikaan te spelen dan toen hij vijfeneenhalf jaar geleden kwam.
Een inburgeringscursus heeft hij niet gevolgd, daar is hij nooit voor opgeroepen. Hij herinnert zich toen hij zich als migrant voor het eerst moest melden bij de Vreemdelingenpolitie in Amsterdam – er was een wachtruimte vol mensen, tientallen mensen, en ze waren bijna allemaal zwart. En hij werd binnen tien minuten binnen geroepen en stond na een kwartiertje op straat, alles geregeld. De blanke met de privileges. Dat had hij niet verwacht van Nederland – en het was een onaangename verrassing. Hij constateerde dat de multiculturele samenleving die met de mond beleden werd in de praktijk nooit zo soepel is geweest.
Zoals hij als historicus Nederland kende als een land van minderheden, niet een land met minderheden, zo is Nederland nu een land waar een dominante blanke seculiere cultuur geldt.
Samenvatting tweede uur:
Eerst ging het over de familie van Kennedy’s moeder – de Rotterdamse familie die hij leerde kennen als ze vanuit Amerika daar op bezoek waren. Van zijn Amerikaanse vader had wel eens iets gehoord over wat die Nederlandse familie in de oorlog hadden gedaan. Er was een verzetspersoon en er waren leden van de NSB, kerkmensen die politiek een beetje ontheemd waren, zo vond hij uit, en hij merkte dat het niet makkelijk was om de waarheid daarover boven tafel te krijgen.
De student James had belangstelling voor geschiedenis – en na zijn studies Buitenlandse Betrekkingen, Theologie en Europese Geschiedenis ging zijn promotieonderzoek uiteindelijk over de jaren zestig in Nederland. En zo verdiepte hij zich in de typisch Nederlandse politiek. Die je kan omschrijven als een gebrek aan idealen in Nederland, zegt hij.
Nederland is geen idee. Het is een ruimte. In Nederland heerst de houding van: we zetten de deuren open, een meegaandheid met wat er gebeurt. Zodat ook de Duitse inval in 1940 door Colijn gezien werd als een onvermijdelijke ontwikkeling – daar leg je je bij neer. Die drang tot pacificatie, tot slappe meegaandheid in de Nederlandse politiek, dat is opvallend voor een Amerikaan, want Amerikanen maken geschiedenis – ze kiezen zelf welke toekomst ze tegemoet gaan. Daarom is het machtspel in de Amerikaanse politiek ook zo hard. Want Amerika is wel een idee.
Nederland als ruimte om dingen te regelen – bijvoorbeeld de dood. Een land waar euthanasie mogelijk is. Over dat onderwerp schreef Kennedy in 2001 zijn onderzoek 'Een Weloverwogen Dood'. Hij leerde over dood en leven tijdens zijn vrijwilligerswerk in een hospitium – waar aan pijnbestrijding werd gedaan, maar geen euthanasie werd toegepast.
Interviewer Delhaas vraagt naar de Amerikaanse grootmoeder van James Kennedy, die op haar sterfbed morfine kreeg. Is dat nou pijnbestrijding of euthanasie, is de vraag? Ja moeilijk, zegt hij, de familie is inderdaad niet betrokken bij de vraag of er wel of geen morfine gegeven werd, het was gewoon de medische praktijk dat te doen. Zijn ouders en hij hebben daar achteraf problemen mee gehad. Haar dood ging zo snel.
Als we dat nu vergelijken met de Nederlandse praktijk, is de vraag– en Kennedy’s ambivalentie over de euthanasiepraktijk hier. Enerzijds is er de waardering voor het realiteitsbesef van Nederland, waar dat wat gebeurt ook besproken wordt. Tegelijk vindt hij het naïef dat Nederland net doet alsof het geregeld is – want ondraaglijk lijden, dat is zo’n rekbaar begrip, hoe kan je dan zeggen dat het goed geregeld is.
Persoonlijk staat hij afwijzend tegenover de gedachte zelf over het leven te beslissen, vanuit christelijke scrupules, maar hij heeft ook geleerd dat je nooit nooit kan zeggen.
.