Eind 1993 kwam er een tijdelijke grondwet waarin een eind kwam aan racisme en kiesrecht geregeld werd voor alle burgers. In 1994 waren de eerste vrije verkiezingen. Mandela werd met een meerderheid van 63% gekozen tot de eerste president van Zuid-Afrika na de apartheid.
In 1990 werd hij vrijgelaten door president De Klerk. Eerder had Botha wel voorgesteld om hem vrij te laten, maar dan altijd op voorwaarde dat het ANC de gewapende strijd tegen de apartheid zou staken. Dat heeft Mandela altijd principieel geweigerd -- hij wilde alleen onvoorwaardelijk vrijgelaten worden.
Ook in de onderhandelingen in het fragment is het onderwerp van discussie weer de gewapende strijd van het ANC, in de vorm van hun gewapende vleugel Umkhonto We Siswe. Mandela is boos, maar vergeeft De Klerk ook, want ‘hij weet nou eenmaal niet beter’ en hij is uiteindelijk toch ook degene die deze onderhandelingen heeft mogelijk gemaakt.