De documentairemaker volgt gedurende twee maanden taakgroep Viper, een groep commando’s die van 2006 tot 2010 verkenningsmissies uitvoerde in de Afghaanse provincie Uruzgan. In de documentaire is de eenheid onderweg naar een bermbommenbouwer wanneer die om 09:11 Zulu-tijd, een militaire tijdsaanduiding voor 13:41 Greenwich Mean Time, in een hinderlaag loopt. Webredacteur Sven Schaap sprak met de documentairemaker.
Hoe bent u op het idee gekomen om een documentaire te maken over commando’s in Afghanistan?
'Ik heb ooit in militaire dienst gezeten, toen was ik officier. Daarna zat ik in het oprichtingsbestuur van de Vereniging van Officieren van het Regiment van Heutsz. Met deze vereniging dineerden we jaarlijks in het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek. Daar sprak ik al die kerels en zag ik mensen opgroeien binnen Defensie. Eén van hen was Peter van Uhm, later werd hij chef defensiestaf.
Toen Nederland in 2002 voor het eerst naar Afghanistan ging, was ik inmiddels documentairemaker geworden en sprak ik Peter van Uhm. In de verhalen van jongens uit bijvoorbeeld Staphorst zag ik een documentaire. Zij hadden namelijk geen ervaring met geweld, maar moesten nu voor vrede zorgen in een land dat al 20 jaar in oorlog was. Dit werd de documentaire ‘Smile and Wave’.
Tijdens het maken van die film kwam ik in contact met de commando’s, bebaarde mannen die tegen zonsondergang het kamp verlieten en ’s ochtends bestoft en bebloed terugkwamen. Ik dacht: dit zijn de jongens die de echte dingen doen. Ik won hun vertrouwen en uiteindelijk kwam er een gentlemen’s agreement: ik mocht als onafhankelijke documentairemaker met hen mee.'
Ging u als documentairemaker mee onder controle van Defensie, ook wel embedded genoemd?
'Ja, maar dan wel onafhankelijk en volledig vrij om het verhaal te vertellen zoals ik dat zelf wilde. De enige voorwaarde van de commando’s was dat ik alleen mee zou gaan, zonder filmploeg die me ter plaatse ondersteunde.
Ik heb nooit een convenant getekend, zoals de negenenvijftig journalisten die voor mij in Kamp Holland waren. In tegenstelling tot hen, was ik niet het grootste deel van mijn tijd bezig om het kamp uit te komen. Ik zat fulltime in de Baluchi-vallei. Daar zat het vol met Taliban.'
Hoe reageerde Defensie op uw documentaire?
'Van militairen krijg ik nog steeds mailtjes waarin ze me bedanken voor de film, maar de directie en afdeling voorlichting van het Ministerie van Defensie konden mijn bloed wel drinken. Daar werd ik persona non grata. Er kwamen Kamervragen toen ik liet zien dat er een oorlog aan de gang was, en niet de bloemetjesmissie zoals die naar de Tweede Kamer werd verkocht.'
Waarom werd er zo fel gereageerd?
'Nederland telde destijds totaal niet mee in de NAVO en dat weegt zwaar in diplomatieke kringen. Die missie moest daar wat aan doen. De werkelijke situatie was alleen heel anders dan in de Tweede Kamer bekend was. Ik liet zien dat er gewoon een oorlog aan de gang was. Dat was ook de deal: ik moest laten zien hoe het eraan toe ging.'
Wilde u iets aantonen met uw film?
'Geregeld kregen we intell-updates, bijeenkomsten waarbij de informatie van de CIA en andere instanties werd gedeeld. Na afloop van zo’n update was er altijd een rondvraag en omdat ik min of meer één van de jongens was geworden, vroegen ze me voor de grap altijd of ik nog iets had voor de rondvraag. Ik zei toen: "Ja hoor, ik hoor dat er aan de rand van Tarin Kowt een bermbommenbouwer zit. Let’s go, dan heb ik tenminste mijn beeld." Maar dat duurde dus zeker drie weken. Den Haag schoof de adviezen vanuit Uruzgan terzijde, want toestemming zou altijd op knokken uitdraaien.
Ik wilde laten zien dat Den Haag ons in gevaar bracht. We wisten waar een bermbommenbouwer zat, maar we mochten niets doen. Hij kon gewoon doorbouwen. Voor elke kinetische actie (een actie met geweld, red.) moest Dick Berlijn, destijds commandant der strijdkrachten, persoonlijk toestemming geven. De jongens noemden hem ook wel de eerste vrouwelijke commandant van Nederland. Een deel van de vijfentwintig Nederlanders die gesneuveld zijn schrijf ik op het conto van Berlijn. Die uitspraak neem ik voor mijn rekening.'
Op een gegeven moment, bij de bermbommenbouwer aangekomen, werden jullie beschoten en hebt u zelf een wapen gepakt en bent u terug gaan schieten. Daar is veel over gesproken. Hoe ziet u die daad nu, 7 jaar later?
'Dat was een ontzettende mediahype. Om me heen vond iedereen het volkomen logisch, ook binnen de krijgsmacht, maar de media waren verontwaardigd. Stel je voor: er liggen honderdveertig lui die je proberen dood te schieten, je kunt niet meer filmen en op 30 meter afstand komt er weer een lading mensen aan. Je bent een sitting duck, een heel makkelijk doelwit. Weet je wat belachelijk was geweest? Als ik helemaal niets had gedaan. Ik had, en heb, er geen enkel probleem mee, maar de media vielen over me heen. Later hoorde ik dat journalisten eigenlijk ontzettend jaloers op me waren. Ik was de enige die een verhaal kon maken, want ik had het geluk dat ik zonder convenant bij de Special Forces zat.'