Het is net twaalf uur geweest. Buiten loopt het winkelplein van de Amsterdamse Poort in Zuidoost vol met bankmedewerkers. De meesten in donkerblauw pak en stropdas. Veel te warm voor deze zomerse lentedag, en twee gasten van een Surinaams broodtentje maken er grappen over. De twee blauwe pakken horen het niet en zijn nog helemaal in gedachten verzonken. Alsof de vergadering in hun hoofd nog naijlt.
Ze lijken zo weg te zijn gelopen uit de set van Toren C, dat verderop wordt opgenomen in het oude Hema-hoofdkantoor. In dit aftandse kantoor, waar binnenkort de sloophamer in gaat, worden in razend tempo de laatste scènes van de al vele malen gelauwerde serie opgenomen. De zesde alweer. En dat is opnieuw lachen, gieren, brullen.
De setting voor vandaag: de receptie. Hoofdrolspelers: de portiers, inmiddels legendarisch. Margôt Ros en Maike Meijer, de bedenkers en spelers van de meer dan veertig typetjes, op hun best. Voor vanmiddag zijn de rollen omgedraaid en staat Margôt Ros niet vóór maar achter de camera. Ze volgt de opname en lacht voluit. Special guest is misdaadverslaggever Peter R. de Vries. Niet om ter plekke iemand op heterdaad te betrappen, maar als alter ego van Margôt de portier. Opdracht: drink gulzig aan een flesje bier, mors de helft op je uniform en trek en sjor aan je gezicht alsof je een masker in zijn juiste vorm moet plooien. Hij doet het met verve. Na drie takes staat het erop. Sneller dan gedacht. Applaus van regisseur Jelle de Jonge. ‘Super, Peter! Je hebt talent!' Peter straalt.