Het begrip ‘onveiligheid’ bestaat voor Pessers uit twee componenten. Aan de ene kant kunnen mensen zich in een samenleving onveilig gaan voelen door concrete gebeurtenissen die hen zijn overkomen. De tweede component is wat minder grijpbaar, maar politiek gezien zeker niet minder belangrijk. Het betreft het permanente gevoel van onbehagen dat bij veel mensen in ons land is ontstaan. In haar analyse richt Pessers zich vooral op de oorzaken van deze laatste component.
De belangrijkste reden in het ontstaan van dat onbehagen ligt volgens haar in het feit dat bij veel mensen een stabiel referentiekader om gebeurtenissen te kunnen beoordelen is verdwenen. De snelheid waarmee onze samenleving van karakter verandert speelt daarin een belangrijke rol. Burgers hebben steeds minder houvast om gebeurtenissen nog te kunnen duiden; het tijdperk van de grote ideologieën is voorbij, de kerk wordt steeds meer in de marge gedrukt en hypes, trends en verkiezingsthema’s verdwijnen even snel weer als dat ze zijn opgekomen. Dat alles maakt mensen volgens Pessers onzeker en kan een gevoel van onveiligheid genereren. Als reactie gaan mensen op zoek naar een nieuw referentiekader. In dat licht is bijvoorbeeld de populariteit van de SP te verklaren; als één van de weinige politieke partijen vertegenwoordigen Marijnissen cs. immers nog wél een stabiel referentiekader, het socialistisch perspectief als nieuw evangelie. Die duidelijkheid geeft mensen weer enige houvast en blijkbaar zijn veel Nederlanders daarnaar op zoek.
Ook de sterke roep om een hernieuwd normen- en waardendebat past volgt volgens Pessers in deze trend; het pragmatisch/rationeel handelen en denken van de Paarse jaren negentig voldoet niet langer. Als voorbeeld noemt Pessers de liberalisering van de prostitutie. De introductie van de ‘afwerkplek’ is volgens haar het dieptepunt van het doorgeschoten pragmatisme. “Verslaafde, in hun jeugd misbruikte en getraumatiseerde meisjes worden [op de afwerkplek] dag en nacht systematisch misbruikt door een onafzienbare stroom hoerenlopers, dat alles onder regie van de staat. De staat als pooier laat zien dat het pragmatisme van de zogenaamde verlichte geesten van paars leidt tot een moreel nihilisme. Je mag in Nederland nog geen druppeltje bloed commercieel verkopen (want dat zou in strijd zijn met de menselijke waardigheid), maar je lichaam, je seksualiteit, je eigenwaarde en zelfrespect wel. Want deze hoeren hebben recht op zelfbeschikking.”
Het systeem van normen en waarden is door de marktgerichte westerse samenleving zo onder druk komen te staan, dat veranderingen onontkoombaar zijn. Naast politieke antwoorden, moet volgens Pessers in onze ‘platgebanaliseerde’ cultuur weer ruimte worden geschapen voor mensoverstijgende prestaties: “waarom was iedereen zo onder de indruk van de begrafenis van Claus? Omdat daarin naar het sublieme werd verwezen: de muziek, het ritueel van de dood, de pracht en praal die ongrijpbaar is. Mensen hebben behoefte aan hoge cultuur.”
De opvoeding van de kinderen speelt ook een grote rol. De harde arbeidsmarktpolitiek van het neoliberalisme heeft een even harde onverschilligheid tegenover kinderen met zich meegebracht. Het idee dat massale toetreding van moeders tot de arbeidsmarkt geen gevolgen zou hebben voor de opvoeding getuigt volgens haar van grote maatschappelijke naïviteit en moet dan ook worden herzien. “Elk weldenkend mens, althans elk mens dat nog zelf durft te denken en kan denken, beseft dat kinderen tijd, rust, harmonie en intensieve en zeer persoonlijke aandacht nodig hebben.”
Tot slot denkt Dorien Pessers dat ook de media in belangrijke mate debet zijn aan de huidige onvrede. De oorspronkelijke betekenis van televisie als ‘ver-kijker’ is vrijwel helemaal verdwenen. De huidige televisie maakt de wereld alleen maar kleiner. Het medium is “narcistisch en navelstaarderig, houdt het referentiekader beperkt, en dus de burgers ongeïnformeerd, en dus machteloos en dus onzeker en angstig”. Het medium moet in haar orgen weer een venster op de wereld worden. Alleen op die manier kan de televisie weer bijdragen aan een nieuw stabiel referentiekader waarmee mensen de voortdurend veranderende wereld om hen heen weer beter kunnen doorgronden en betekenis geven.