Van oorsprong werkte Nair als biochemisch ingenieur aan duurzame technologie. Hij werkte zich later op naar het management en was 14 jaar de CEO van een grote milieugerichte consultancyfirma.
Hij richt in 2004 het Global Institute for Tomorrow (GIFT) op: een denktank die zich specialiseert in de ontwikkeling van Azië, en de sociale en economische verhoudingen met de rest van de wereld. 'Ik ben geen milieuactivist – ik ben meer geïnteresseerd in menselijke organisatie op mondiaal niveau. "Groen" en "milieu" zijn termen die gebruikt worden om de discussie naar een marginale hoek te sturen. Maar het is geen milieukwestie, het is een organisatorische kwestie.'
Oprichter en directeur Global Institute for Tomorrow. De naam van zijn think tank mag misschien hoopvol klinken, ontwikkelingsdeskundige Chandran Nair is vooral sceptisch. Hij is sceptisch over het Westerse kapitalisme, dat volgens hem de wereld verteert en gebaseerd is op leugens. Hij is sceptisch over de democratie, die volgens hem niet blindelings mag worden aangenomen als de meest geschikte vorm van bestuur. En hij is sceptisch of de technologie ons kan redden.
Aziatisch Noorwegen
In de visie van Nair is de rol van het Westen inmiddels uitgespeeld. Hij benadrukt dat wat in Azië gebeurt, cruciaal is voor de toekomst: dit continent zal het voortouw moeten nemen wat betreft een leefbare toekomst.
In zijn boek Consumptionomics (2011) zet Nair uiteen hoe Azië om moet gaan met zijn economische ontwikkeling. Verzetten tegen het Westen, luidt het devies: de Westerse kapitalistische waarden zijn verderfelijk. 'De pretentie van het consumptiekapitalisme, is dat het rijkdom kan brengen aan iedereen,' schrijft Nair. 'Dat is een leugen. In Azië brengt het slechts over een korte termijn welvaart aan een beperkt aantal personen. We leven in een staat van ontkenning.'
Als voorbeeld noemt Nair het eigendom van een auto. “China heeft nu al de grootste markt voor auto’s, terwijl slechts 15 op de 100 personen een auto bezitten, tegenover 75 in het Westen. Als iedereen in China en India zou gaan autorijden, zouden we er nog eens drie miljard auto´s bij krijgen. Dat is onmogelijk in economische en infrastructurele termen, om over de brandstofkwestie nog maar te zwijgen.”
Net zomin kan Azië vertrouwen putten in technologische ontwikkeling die de problemen van het land zouden opvangen. Daarom keert Nair zich tegen het idee van een alsmaar groeiend Azië, dat de boel wel opruimt zodra het ontwikkeld is. In plaats daarvan eist Nair radicale veranderingen in overheidsbeleid.
Hij pleit voor een herinrichting van Azië, die de Financial Times interpreteert als een transitie naar een soort Aziatisch Noorwegen: een sterke controle op de exploitatie van natuurlijke grondstoffen, het stimuleren van plattelandsindustrie en het bevorderen van kleine gemeenschappen, een efficiënt energiebeleid en hoge belastingen voor een uitgebreid sociaal stelsel.
Nichetech?
In het verlengde van Nair's waarschuwing aan Azië om vooral niet in laissez-faire te vervallen, ligt zijn scepsis over het potentieel van Cleantech: deze technologie zal enkel wat opleveren als overheden het in een overkoepelend beleid kunnen inpassen.
'Als ingenieur kan ik technologische ontwikkeling niet categorisch afwijzen,' zegt Nair in gesprek met Tegenlicht, 'maar we moeten ons heil niet zoeken in een panacee van technologie. Veel Cleantech ziet er leuk uit op televisie en met investerende miljardairs, maar is niets meer dan niche. Cleantech moet niet pretenderen alle ecologische problemen het hoofd te kunnen bieden. Er worden mooie spullen ontwikkeld, maar Cleantech gaat voorbij aan de meerderheid die niet in basisbehoeften kan voorzien, en de groep die dat wel kan, maar geen zin heeft om meer te betalen voor schone technologie. Noem mij één Cleantech-ontwikkeling die is doorgedrongen tot de onderkant van de piramide – ik kan er geen bedenken.'