Robert Frederick Zenon Geldof werd in 1951 geboren in Dublin. Al in 1968 baarde hij opzien door op de katholieke school waar hij zat het rode boekje van de Chinese leider Mao Tse Tung onder zijn klasgenoten te verspreiden, maar een échte doorbraak liet op zich wachten tot halverwege de jaren zeventig. Met zijn ‘new wave’ band the Boomtown Rats bestormde hij toen de hitlijsten van Engeland en Ierland – in Nederland en de rest van de wereld is de groep vooral bekend geworden met het nummer I Don’t Like Mondays uit 1979.
In 1984 bracht Geldof veertig Britse popmuzikanten bijeen om onder de naam ‘Band Aid’ het door hem geschreven nummer Do They Know It’s Christmas in te zingen. Het doel was geld in te zamelen voor hongersnoodslachtoffers in Afrika; het resultaat een wereldhit van formaat. Hierop volgend organiseerde Geldof in 1985 de beroemde ‘Live Aid’ benefietconcerten in Philadelphia en Londen, wederom een doorslaand succes. Er werd bijna 150 miljoen dollar opgehaald voor slachtoffers van de hongersnood in Ethiopië.
In 1986 hielden the Boomtown Rats op te bestaan, maar wel werd Geldof benoemd in de orde der ridders én werd hij genomineerd voor de Nobelprijs voor de vrede.
Naast de solocarrière die hij begon op te bouwen, richtte Sir Geldof onder meer televisieproductiebedrijf Planet24 op, en een internetzoekprogramma voor vliegtuigtickets - die hij later weer verkocht voor respectievelijk acht- en veertien miljoen euro. Na de verkoop van Planet24 begon Geldof een nieuw televisiebedrijf onder de naam Ten Alps, een anagram van Planet. Nog altijd bezit hij diverse televisiestations in Oost-Europa en doet hij goede zaken met de geremasterde catalogus van the Boomtown Rats.
Hoewel Geldof naar eigen zeggen het liefst alleen nog maar muziek zou maken, blijft hij zich inzetten voor Afrika. Alleen, of samen met U2-zanger Bono, bindt hij de strijd aan met de honger en armoede op dat continent. Hij ontmoet diplomaten en wereldleiders om ze te spreken over voedselproblematiek, maakt zich hard voor schuldkwijtschelding en schreef grondige analyses voor Tony Blair’s Africa Commission. Voor de BBC maakte hij de zesdelige serie ‘Geldof in Africa’ – een ‘persoonlijke reis’ door Afrika om door te dringen tot het dagelijks leven op het continent.
Toen duidelijk werd dat Afrika bovenaan de agenda van de G8-top 2005 zou komen te staan, stampte Geldof in zes weken tijd het mega-evenement ‘Live 8’ uit de grond. Ditmaal niet om geld in te zamelen, maar wel om “een kolossaal dramatisch moment te creëren” waarna de problemen eindelijk echt aangepakt zouden worden. In Londen, Cornwall, Berlijn, Parijs, Rome, Philadelphia, Tokio, Moskou, Johannesburg en Barrie in Canada traden honderden sterren op – en net als bij de Live Aid concerten van weleer werden registraties wereldwijd live uitgezonden. Kritiek op het feit dat Geldof te weinig Afrikaanse bands programmeerde, deed hij af met een pragmatisch “de lingua franca van deze planeet is Engelstalige pop. Van Bolivia tot China kent men 50 Cent, Eminem, U2 en Coldplay. Als ze zouden luisteren naar andere culturen dan had ik die op het podium gezet.”
Ondanks de successen die Geldof regelmatig boekt, blijft hij bescheiden over de rol die sterren kunnen spelen op het wereldtoneel: “Mensen met een gitaar kunnen misschien de massa bewegen, maar niet werkelijk iets veranderen.”