Gratis geld voor iedereen, het boek over het basisinkomen dat Rutger Bregman in 2014 publiceerde, was een internationaal succes. Hij heette ‘duizelingwekkend erudiet’ (Le Monde) en werd ‘het Nederlandse wonderkind’ genoemd (The Guardian). Niet zelden gold de lof vooral de bravoure van die jonge gast. Want dat basisinkomen was natuurlijk onbetaalbaar. Dat Bregman tal van experimenten opvoerde waarin duidelijk werd dat invoering van een basisinkomen juist geld kan opleveren, door lagere zorgkosten en betere schoolresultaten, overtuigde niet iedereen.
Het neemt niet weg dat inmiddels sprake is van een groeiende interesse voor het idee. De stagnerende middeninkomens, de groeiende kloof tussen arm en rijk, de angst voor robotisering; het speelt allemaal op de achtergrond een rol, zegt Bregman, evenals de opmars van populistische partijen en de terugkeer van de autoritaire leider. ‘Het enige wat je tegenover nostalgie kunt zetten, tegenover dat verlangen naar vroeger toen alles beter was, is hoop: het zicht op een radicaal betere samenleving.
Als zij met radicale ideeën komen, moet jij dat ook doen. Ik denk dat de mondiale elite zich nu begint te realiseren wat er op het spel staat, dat je niet kunt vasthouden aan de status quo, dat je iets moet proberen. Ik word nu ook uitgenodigd op plekken waar je dat echt niet verwacht, zoals bij het World Economic Forum in Davos. In Silicon Valley wordt er veel over gesproken, en binnen de Democratische Partij in de VS, de Engelse Labour Party.