Twaalf maanden de gevangenis in voor het bezit van twaalf joints. Hoewel dat nu ondenkbaar is, was dit in de jaren vijftig en zestig harde realiteit. In de Opiumwet, die werd opgesteld in 1919, was vastgelegd dat het smokkelen, verhandelen, produceren en het in bezit hebben van drugs verboden. Het bezit en productie van het natuurproduct cannabis was niet in deze wet opgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog werd cannabis onder kunstenaars en studenten steeds populairder. Via de havens van Rotterdam werd de cannabis naar Nederland gebracht.
Het opsteken van een jointje werd in de begin jaren vijftig steeds populairder en leidde in 1953 tot het aanpassen van de Opiumwet. Voor het verhandelen, verbouwen of in bezit hebben van cannabis kon een celstraf van maximaal vier jaar worden gegeven. Omdat het roken van cannabis voorbehouden bleef aan een kleine groep in de maatschappij en de politie het opsporen van marihuana geen prioriteit gaf, bleef het aantal veroordelingen laag.