Mijn kerstdiner 2001 nuttig ik in een van mijn favoriete restaurants in Buenos Aires. Moederziel alleen. Natuurlijk eet ik wel vaker alleen, had ik maar geen journalist moeten worden die bij voorkeur in rare verre landen rondhangt. Maar op deze kerstdag ben ik letterlijk de enige klant in het restaurant. En de enige ober is de chef-ober die de rest de rest van het personeel naar huis heeft gestuurd, met uitzondering van de onmisbare man aan de grill om de lappen vlees op het vuur te gooien. Wanneer de ober mijn bife heeft opgediend, brengt hij een fles wijn met twee glazen en komt bij mij aan tafel zitten. ‘Gezondheid,’ zegt hij, terwijl hij somber de lege tent rondkijkt. ‘Ik ben bang dat we vandaag op elkaar zijn aangewezen.’
Net als het restaurant in het centrum zijn ook alle straten leeg. Buenos Aires is een spookstad. Geen Argentijn gaat de deur uit, want geen Argentijn heeft ook maar een cent te verteren. Geen rijen voor de bioscopen, geen hond in de beroemde boekwinkels, niemand in de koffiebars. Er is simpelweg geen geld. Alle spaartegoeden zijn bevroren en de geldautomaten zijn leeg.
Een paar dagen eerder is de etterende economische crisis in alle hevigheid geëxplodeerd in de vorm van een volksopstand en het aftreden van president Fernando de la Rua, die er in een helikopter vandoor ging.
Tegenlicht keert tien jaar na de economische crisis in Argentinië terug bij een aantal destijds geportretteerde families. VPRO-Gids correspondent Cees Zoon was in 2001 in Buenos Aires getuige van het bankroet.
Nepgeld
Het hart van de hoofdstad van Argentinië ziet eruit of er een wervelstorm doorheen is geraasd. In een straal van een kilometer rond het presidentiële paleis aan het Plaza de Mayo is vrijwel geen pand ontkomen aan de woede van de burgers. Geen enkele van de ontelbare bankkantoren is gespaard, maar ook restaurants, hotels en winkels zagen hun ruiten sneuvelen. De banken hebben de ruiten niet vervangen, maar werken met man en macht aan het potdicht timmeren van hun gebouwen. Maandenlang zullen dit vestingen blijven op de muren waarvan de burgers keer op keer hun woede komen koelen.
’s Morgens ben ik aangesproken door een eenzame, wanhopig kijkende jongeman: ‘Weet u misschien een winkel die open is en waar ze Patacones accepteren?’ De enkele winkel die open is, wil zijn geld niet. Begrijpelijk, want de Patacones die hij heeft, zijn gewoon nepgeld. Door de provinciale overheden gedrukte papiertjes om de ambtenarensalarissen en pensioenen te ‘betalen’.
Maar goed, Kerstmis is natuurlijk een rare dag (goddank hebben ze er hier maar één dag voor nodig), misschien komt het leven morgen weer gewoon op gang. De volgende dag is het beeld echter niet anders: helemaal niemand in het centrum. Niemand die naar kantoor gaat, niemand die koffie gaat drinken, niemand die wat gaat kopen in een winkel. Hele series winkels en pizzatenten hebben al een bord ‘Te huur’ op de gesloten deur gehangen.
Zo gaat dat een dag of drie, dan beginnen de prijzen te kelderen, en binnen de kortste keren in Buenos Aires van een van de duurste steden in de wereld spotgoedkoop geworden. Althans, voor de buitenlander. Voor de Argentijnen is de stad onbetaalbaarder dan ooit, om de simpele reden dat ze geen cent hebben.
De middenstand doet alle mogelijke moeite klanten te werven. De meeste winkels geven vijftig procent korting aan wie contant betaalt. En ze accepteren nu ook Patacones, Lecops en een stuk of tien andere soorten namaakgeld die circuleren. Alles is goed, als iemand in godsnaam maar iets wil kopen. Maar hun moeite is vergeefs, de winkels blijven leeg.
Natuurlijk kun je ook nog met pesos betalen, maar die zijn schaars geworden door het corralito, de bevriezing van alle banktegoeden die is verordonneerd door de ‘superminister’ van Economische Zaken, Domingo Cavallo. Wanneer ik noodgedwongen in een koffietent een biljet van tien dollar op de toonbank leg, word ik door het personeel meewarig aangekeken: Wat een dumbo, dollars stop je in een oude sok en bewaar je tot de onvermijdelijke devaluatie van de peso.
Spiraal
Wil je weten hoe een failliet land eruit ziet? Dat kun je in deze laatste dagen van 2001 met eigen ogen zien in de straten van Buenos Aires, de stad die zo graag Europees wil zijn.
De ineenstorting van Argentinië is iets waar het land jarenlang naar toe heeft gewerkt. Het begin van de onhandelbaarheid van de staatsschuld ligt in 1982, in de nadagen van de militaire dictatuur, toen dezelfde Domingo Cavallo als directeur van de Centrale Bank alle bedrijfsschulden in Argentinië nationaliseerde. Het land raakte in een spiraal van steeds meer leningen, tegen steeds hogere rentes, tot de onbetaalbare 150 miljard dollar eind 2001. Met dank aan het imf dat steeds maar geld bleef lenen aan een patiënt die al op sterven lag.
Privatiseren, wat de Grieken nu moeten doen, is voor Argentinië geen optie meer. Het hele land is al uitverkocht in de jaren negentig onder president Carlos Menem, wiens neoliberale beleid vreemd genoeg alleen maar een onbetaalbare buitenlandse schuld heeft opgeleverd. De grootste privatiseringsoperatie ooit vertoond op het westelijk halfrond is geleid door Cavallo, die onder Menem vijf jaar minister van Economische Zaken was.
Begin december 2001 kondigt de minister het corralito af: Argentijnen mogen nog maar 250 peso per week van hun rekening halen, in veel gevallen minder dan hun gestorte salaris. Gevolg: niemand heeft nog iets te verteren, zodat de economie definitief op de fles gaat.
Cavallo spreekt ronduit van ‘de hysterie van de spaarders’ waaraan alleen met harde hand een eind gemaakt kon worden. Hij had zelf de aanzet tot die hysterie gegeven door alle spaarrekeningen te dollariseren om de geruchten over een devaluatie van de peso de kop in te drukken. In de laatste dagen van november had een run op de banken plaatsgevonden waarbij spaarders zoveel mogelijk dollars van hun rekening haalden, zodat de banken uiteindelijk nee moesten verkopen.
Overigens had de minister, volgens een onderzoek van een parlementscommissie, zijn eigen spaargeld van rond de 700.000 dollar allang ondergebracht in fiscale paradijzen, net als alle rijke Argentijnen.
Volksopstand
Een van de eerste noodmaatregelen die de regering nam in 2001, in een poging de opdracht van het imf uit te voeren en het begrotingstekort te dichten, was het korten van pensioenen en ambtenarensalarissen met dertien procent. Daar wilde de minister eind december nog eens twintig procent bovenop doen. Klinkt dat niet bekend als we kijken naar de maatregelen die nu allerwegen in Europa worden getroffen?
Argentinië zat al vier jaar in een recessie, productie en consumptie waren drastisch teruggelopen, de werkloosheid snelde naar de twintig procent, de belastingenopbrengsten kelderden. De verpaupering was onstuitbaar, meer dan 2000 mensen per dag zakten onder de armoedegrens. Ziekenfondsen weigerden nog langer bejaarden te laten behandelen zolang de regering haar schuld aan de fondsen niet betaalde. Apotheken stopten met het verstrekken van medicijnen aan bejaarden.
Op 20 december 2001 sloeg de vlam in de pan. Supermarkten werden geplunderd, maar de volksopstand kwam grotendeels voor rekening van keurig nette mensen die nog nooit in hun leven had gedemonstreerd: de middenklasse die kopje onder dreigde te gaan. De politie trad bikkelhard op, met als resultaat 27 doden.
Ook de politieke chaos was compleet. Argentinië had vier presidenten in tien dagen tijd. De derde, Adolfo Rodríguez Saa, die het slechts een week volhield, staakte het betalen van de buitenlandse schuld. Maar de bank-
tegoeden van de burgers bleven bevroren.
In februari 2002 heeft het failliet van het land zich nog dieper geworteld. In Recoleta, de dure buurt van Buenos Aires, staan hele straten vol sjieke apartementen te koop. De mobiele telefoon is volledig uit het straatbeeld verdwenen, niemand kan zich zo’n luxe nog veroorloven. Het leger daklozen groeit razendsnel.
‘Nee, meneer, wij zijn niet de slechteriken in deze film,’ bezweert een bejaarde heer mij met overslaande stem. ‘Wij zijn normale mensen, wij willen niet dat dit land instort. Maar wij willen ook niet worden bestolen.’
De keurige zestiger verontschuldigt zich half voor zijn gedrag waartoe hij zich tot voor kort nooit in staat had geacht. Hij maakt deel uit van een groep gelijkgestemden, de meesten tegen de pensioenleeftijd of die al ruim gepasseerd, die schreeuwend, scheldend en op potten en pannen slaand de bankfilialen in het centrum van Buenos Aires bestormt. Ze trekken van bank naar bank en steeds sluit het bewakingspersoneel de enige deur en verschanst zich achter de rolluiken en de splinternieuwe metalen gevels.
Verbond
Argentinië blijft in opstand. Het zijn niet alleen de spaarders die zich luidruchtig roeren. Je kunt geen tien minuten lopen in Buenos Aires zonder op een demonstratie te stuiten. Alle eisen maken duidelijk hoe diep het failliet van het land in het vlees van de burger snijdt. Gepensioneerden slaan een kamp op voor het Instituut voor Sociale Zekerheid dat al maanden niet meer betaalt voor medicijnen en ziekenhuiszorg voor bejaarden. De oudste deelneemster aan het kamp is 92 jaar. Elders protesteert een groep dialysepatiënten voor het ministerie van Gezondheid. Apotheken gaan een dag lang dicht uit protest tegen de overheid die haar miljoenschulden niet betaalt. De werkloosheid heeft inmiddels de recordhoogte van 22 procent bereikt.
Het opvallendste van de massale protesten is de alliantie tussen de snel verpauperende middenklasse en de minder bedeelden. Als in het verleden in Argentinië de middenklasse de straat op ging, was dit vaak een voorbode van een staatsgreep, een oproep aan de militairen om de bedreigde betere standen te hulp te schieten.
Nu is er echter een zichtbaar verbond tussen alle ontevredenen. Wanneer de piqueteros, groepen georganiseerde werklozen, door de stad marcheren, applaudiseren de voorbijgangers. De protesten van de middenklasse worden georganiseerd door buurtcomités. De politieke partijen houden zich wijselijk afzijdig in het besef dat zij het mikpunt zijn. De favoriete leus dezer dagen is duidelijk: Que se vayan todos! (Laat ze allemaal ophoepelen!)
Er is in Argentinië een nieuwe generatie opgestaan. Geen door leeftijd bepaalde groep, maar een grote categorie burgers die in hetzelfde schuitje zitten. La generación tuve, wordt ze genoemd, de ‘ik-had-generatie’: ik had een huis, ik had een auto, ik had een bankrekening. Het is de middenklasse die alles is kwijtgeraakt en nog slechts schulden heeft. Argentinië is in 2002 het toonbeeld van de ‘normalisering’ van de armoede, een fenomeen dat zich nu voltrekt in zoveel Europese landen.
Uit: VPRO Gids #7, 2012