In principe kan elk opgesteld plan tot het maakbaarheidsdomein worden gerekend: men probeert a priori een gewenst gevolg te veroorzaken. Het wordt gekenmerkt door een geloof in sturing en vooruitgang. Deze denkwijze vindt haar oorsprong in de Verlichting: door middel van kennis, goed onderwijs en een degelijke opvoeding zouden mensen tot goede burgers worden opgevoed en zou de hele mensheid erop vooruitgaan.
Grand Paris is een duidelijk voorbeeld van centrale ‘top-down’ planning van de charismatische president Sarkozy. In de uitzending over Amsterdam en de metropoolregio lijkt Nederland te democratisch voor een dergelijke aanpak, hoewel we wel degelijk een planningstraditie hebben (denk aan de polders, de Deltawerken). Zorgt het ontbreken van krachtige leiding er wellicht voor dat veel grote projecten als de Noord-Zuidlijn of de Betuwelijn hier lijken te mislukken? En hoe maakbaar is de stad eigenlijk?
MAAKBAARHEID EN PLANNING
Dit denken beperkte zich niet alleen tot de zeventiende en achttiende eeuw: hele staats- en besturingssystemen in de negentiende en twintigste eeuw waren erop ingericht. Te denken valt aan de planeconomie van de Sovjet-Unie en de opkomst van het Taylorisme (zie link) in de Verenigde Staten. Nederland zelf heeft een unieke relatie met maakbaarheid. We leven per slot van rekening in - en op - een land dat we zelf gecreëerd hebben. Grootschalige projecten met betrekking tot stedelijke planning - het Deltaplan en inpoldering van de Zuiderzee - zijn ons dan ook niet onbekend.
Het aangaan van dit soort grote overheidsprojecten is indirect het gevolg van economische crisis van de jaren '30. Onder invloed van de theorieën van de Britse econoom John Maynard Keynes nam de overheid een centrale positie in met betrekking tot wederopbouw. Uitvoerige ontwerpen die de werkgelegenheid moesten stimuleren werden opgezet: de drooglegging van de Noordoostpolder, aanleg van wegen, dijken en parken en bouw en onderhoud van bibliotheken, musea en sportaccommodaties. Desondanks is het de Nederlandse overheid niet gelukt om het vertrouwen in planning en maakbaarheid te behouden. De opgestelde modellen hadden bijvoorbeeld niet gerekend met de gevolgen van immigratie, secularisatie en individualisering. Recente voorbeelden van controleverlies zijn de aanleg van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam, de steeds duurder wordende Betuwelijn en het mislukken van de bouw van sociale woningen in het Amsterdamse IJburg.
FRANKRIJK: HAUSSMANN, LE CORBUSIER
De Franse stedenvernieuwing wordt gekenmerkt door een totalitaire aanpak. Baron Haussmann nam in opdracht van Napoleon III heel Parijs onder handen. Charles-Édouard Jeanneret-Gris, beter bekend als Le Corbusier, was één van de meest invloedrijke Franse architecten. Hij geloofde dat architectuur een manier was voor sociale wederbetaling. Termen als 'technisch', 'logisch', 'oplossingsgericht' en 'expert' koppelden zijn werk en de algemene ideologische positie van het naoorlogse Frankrijk - die gebaseerd was op de Amerikaanse modellen van industriële rationalisatie. Deze visie verbond technologie en sociale verandering. Le Corbusier had een voorkeur voor het scheiden van functies zoals wonen, werken, recreëren en verkeer. De zeer ambitieus opgestelde bouwontwerpen werden overigens door hun grootschalige karakter meestal niet uitgevoerd.
'NEW TOWNS'
De filosofie van Le Corbusier vormde de inspiratie van de stadsontwikkelaars van de Amsterdamse Bijlmer in de jaren '60. Deze modelwijk maakte haar beloftes onder andere niet waar doordat de bewoners de verschillende ruimtes met gescheiden functies anders gebruikten dan dat de planologen hadden bedacht. De garages zijn tot anarchistische openbare ruimtes gedoopt: wegens hun leegstand hebben de bewoners er een eigen invulling gegeven. Zo werden kerkdiensten gehouden en ontstonden er minisupermarkten. Ook ontbrak het de Bijlmer aan diversiteit waardoor de woonwijk aan het kortste eind trok op de Amsterdamse woningmarkt. Kijk voor een vergelijkbare verandering van onderop in een geplande 'New Town' de Tegenlichtuitzending over Hoogvliet, 'Het nieuwe bouwen'.
FUNCTIONEEL BOUWEN
De laatste decennia is er een hoorbaar pleidooi van architecten, stadsontwikkelaars en planologen om een dergelijke alomvattende aanpak en een dogmatische scheiding van functies te verlaten. Zoals de Amerikaanse sociologe Saskia Sassen in het interview met Tegenlicht (zie link) ook aangeeft, is functievermenging juist cruciaal om een wijk en een stad te laten ademen. Dit vooral omdat ontwikkelaars a priori niet kunnen weten op wat voor manier de gebruikers hun leefomgeving betekenis zullen toedelen. De toekomst zal uitwijzen hoeveel ruimte de Franse president laat voor onvoorziene ontwikkelingen in het geval van Grand Paris.