HAUSSMANN
In opdracht van keizer Napoleon III veranderde baron Haussmann in de negentiende eeuw het hart van Parijs van een doolhof van steegjes en straatjes tot een centrum met brede boulevards met de chique appartementengebouwen die nu zo kenmerkend zijn voor de stad. Hij moest daarvoor een geheel nieuwe infrastructuur aanleggen, waarbij veel oorspronkelijke straatjes verdwenen zijn. Centraal in het stadsplan van Haussmann is de Place de l'Etoile (waar de Arc de Triomphe staat), vanwaar de boulevards in de vorm van een ster alle richtingen op gaan. Ook de watervoorziening werd aangepakt, en het rioleringssysteem. Ook veel parken stammen uit de tijd van Haussmann: o.a. het Bois de Boulogne, het Bois de Vincennes, het parc Montsouris en het parc Monceau zijn toen aangelegd of gerenoveerd.
De stad Parijs (100 km²) wordt begrensd door de boulevard périphérique en heeft ruim 2 miljoen inwoners. In de hele regio Ile de France (12000 km²) wonen ruim 12 miljoen mensen. Groot Parijs is verantwoordelijk voor een derde van de Franse economie. Maar dat wil niet zeggen dat het hele gebied even rijk is. Er zijn grote verschillen in inkomen, wonen en werk tussen Parijs en de banlieue, en tussen de voorsteden onderling.
De Franse journaliste Michèle Leloup (l'Express) schreef een boek over Grand Paris en geeft speciaal voor Tegenlicht een rondleiding langs enkele van de 'grands travaux' van Sarkozy's voorgangers.
DE GAULLE
De laatste Franse president die voor Sarkozy serieus aan stadsvernieuwing heeft gedaan in Parijs was generaal Charles De Gaulle (president van 1959-1969). Met zijn bouwmeester Paul Delouvrier boog hij zich over de modernisering van Parijs. Om de bevolkingsgroei van de regio Parijs de ruimte te geven en daarbij de binnenstad te ontlasten plande De Gaulle in de banlieue vijf 'villes nouvelles'. Cergy-Pontoise en St-Quentin-en-Yvelines liggen ten westen van Parijs; Marne-La-Vallée, Melun-Sénart en Evry ten oosten van de stad. Verder bouwde hij de hypermoderne zakenwijk La Défense en de nieuwe, snellere manier van transport die moest zorgen voor een betere verbinding met de voorsteden, de R.E.R. Ook de boulevard périphérique stamt uit de tijd van De Gaulle. Deze autoweg rond de stad wordt nu gezien als een moeilijk te herstellen vergissing. Afgezien van de dagelijkse files en de vervuiling is de périphérique een grenslijn geworden tussen het rijke centrum en de banlieue. Een ringweg in een grotere cirkel rond Parijs zou meer ruimte hebben gelaten voor groei.
GRANDS PROJETS
Grands Projets of Grands Travaux zijn de monumentale moderne gebouwen die sinds 1969 tijdens de regeerperioden van verschillende presidenten van Frankrijk zijn gerealiseerd.
POMPIDOU
Georges Pompidou (president van 1969-1974) begon ermee. Hij hield van moderne kunst en bedacht in 1971 een plan voor een groot centrum voor hedendaagse kunst op de place Beaubourg: het tegenwoordige Centre Pompidou. Het werd geopend in 1977, drie jaar na de dood van Pompidou. Beaubourg is ontworpen door Renzo Piano, Gianfranco Franchini et Richard Rogers. Het supermoderne gebouw kwam in wat de schrijver Zola de "buik van Parijs" noemde, op een parkeerplaats vlakbij de oude markthallen en de historische Marais. Er bestond aanvankelijk veel weerstand tegen en werd vergeleken met een raffinaderij vanwege de aan de buitenkant zichtbare constructie en de vele gekleurde pijpen: blauw voor lucht, geel voor electriciteit en groen voor water. Inmiddels is het een gerespecteerd museum en worden plein en gebouw omarmd door zowel Parijzenaars als toeristen.
GISCARD-D'ESTAING
Pompidous opvolger Valérie Giscard-d'Estaing (president van 1974-1981) liet het oude Gare d'Orléans ombouwen tot een museum voor kunst uit de periode 1848-1914 (o.a. impressionisme). Het Musée d'Orsay, geopend in 1986, is de link tussen het Louvre (oude meesters) en de hedendaagse kunst in Beaubourg. Er was nog even sprake van om het station te slopen en een nieuw gebouw in de vorm van een betonnen kindersurprise-ei neer te zetten, maar Giscard d'Estaing koos ervoor om het oude station te behouden. Het museum werd in 1986 door François Mitterrand geopend.
MITTERRAND
François Mitterrand (1981-1995) spande de kroon met acht projets. In 1986 openden de Cité des Sciences et de l'Industrie en het Parc de la Villette op het terrein van de voormalige slachthuizen. Het Institut du Monde Arabe werd in 1987 ingewijd. Het Louvre werd vergroot en gerenoveerd en er verscheen een eenentwintig meter hoge glazen piramide van de architect Ieoh Ming Pei op de Cour Carrée. Voor de bouw bestond er veel weerstand tegen de piramide, die werd gezien als een soort heiligschennis midden op de historische binnenplaats van het Louvre. Het ministerie van Financiën werd uit het Louvre verplaatst en kreeg een enorm gebouw aan de Seine in Bercy. De Opéra-Bastille werd geopend in juli 1989, bij de tweehonderdste verjaardag van de Franse Revolutie. In dat jubileumjaar opende de president ook de Grande Arche de la Défense. In 1995 werd de Cité de la Musique in La Villette voltooid. Mitterrands laatste Grand Projet, de Bibliothèque nationale de France, heeft hij niet af gezien. Het werd na zijn dood in 1996 geopend als Bibliothèque nationale François Mitterrand.
CHIRAC
Jacques Chirac (1995-2007) bouwde een museum voor oude beschavingen en primitieve kunst, dat als Musée du Quai Branly in 2006 in gebruik werd genomen. Eerder, als burgemeester van Parijs (van 1977-1995, de eerste sinds de Parijse commune van 1871), was Chirac verantwoordelijk voor het niet zo geslaagde Forum des Halles, het ondergrondse winkelcentrum en Parijs' belangrijkste knooppunt van metro en R.E.R. op de plek van de oude markthallen. Les Halles zijn lange tijd verwaarloosd maar worden nu door verschillende architecten in opdracht van de nieuwe burgemeester Delanoë opnieuw onder handen genomen.
SARKOZY
Sarkozy wil geen mooi gebouw neerzetten, maar een duurzame manier van leven in de stad en een visie op de toekomst ontwikkelen. Hij zet zichzelf een beetje op een lijn met De Gaulle, die hij aanhaalde in zijn toespraak op vliegveld Roissy (CDG) op 26 juni 2007,waarin hij voor het eerst over zijn plannen voor een Grand Paris sprak. Belangrijke onderwerpen van Grand Paris zijn de sociale cohesie, werk, wonen en transport. En de ontwikkeling van twee economische, wetenschappelijke en technologische clusters: het Parijse 'mini-silicon Valley' Plateau de Saclay in het zuiden van Parijs en de herontwikkeling van de Plaine de France in het noordoosten. Sarkozy selecteerde Franse en internationale teams voor Grand Paris, waarmee hij wil laten zien hoe Frankrijk en Europa samen aan de toekomst van Parijs bouwen.
DE HOOGSTE
Een echte metropool herken je aan de skyline, een stad die internationaal mee wil doen bouwt indrukwekkende wolkenkrabbers. Maar de kater na de controversiële Tour Montparnasse (209 meter ) uit de tijd van Pompidou zorgde ervoor dat Parijse torens sinds de jaren 70 niet hoger mochten zijn dan 27 meter in de stad (het was niet duidelijk of daar dicht bebouwde zones of intra muros mee bedoeld werd) of 37 meter in de zone daaromheen. Burgemeester Delanoë heeft dit verbod op hoogbouw onlangs opgeheven.
PALAIS DE CHAILLOT
De tentoonstelling van Grand Paris was in het Palais de Chaillot (Trocadéro), dat in 1937 werd gebouwd voor de wereldtentoonstelling. Op 10 december 1948 werd hier de universele verklaring voor de rechten van de mens ondertekend. Nu is deCité de l?architecture et du patrimoine er gevestigd. Sarkozy's nieuwe plannen voor Parijs vinden op deze symbolische locatie dus al meteen hun plek in de nalatenschap voor toekomstige generaties.