"Paris Plus" staat voor meer: meer ambitie, meer optimisme, meer verdichting, meer efficiëntie, meer ecologie en meer compactheid. Het plan geeft o.a. een bijzonder letterlijke invulling aan het woord infrastructuur: Winy Maas wil ondergrondse ruimte gebruiken voor rond- en verbindingswegen en een extra metrolijn. De ruimte die vrijgemaakt wordt door het ondergronds aanleggen van de infrastructuur kan worden hergebruikt voor woningbouw in een dan aangename en groene omgeving. Het plan moet Parijs radicaal veranderen in een van de meest verdichte, meest compacte en daardoor duurzaamste steden ter wereld: "Paris Plus Petit".
Winy Maas heeft inmiddels in Parijs MVRDV's visie voor Grand Paris in 2030 gepresenteerd: "Paris Plus Petit".
'Architectuurtoeristen proberen altijd binnen te komen'.
Winy Maas van architectenbureau MVRDV is kandidaat om het Parijs van de 21ste eeuw te ontwerpen. Het succesvolle bureau heeft inmiddels wereldwijd een spoor van vernieuwing achtergelaten. De VPRO Gids sprak enkele huismeesters.
Tekst: Hugo Hoes
Louis de Roo, Parkrand Amsterdam
'Ik heb het helemaal opgebouwd zien worden. De grote gaten zag je direct al, maar de rest was verborgen achter de steigers. Toen die weggingen... nou toen stond er wel wat. Het allermooiste zijn de bruggen, de overspanningen tussen de vijf torens. Die overbruggen zo'n grote afstand. Echt een gigantische constructie. Daardoor heb je een prachtig doorzicht en heel mooi licht. Had het gebouw schuiner gestaan dan was dat er niet geweest. Is echt over nagedacht en zoiets zie je nergens. De gehorigheid valt mee. Uit ervaring weet ik dat als tien hoog boort, een hoog direct begint te klagen, maar dat is hier niet zo. En de balkons zijn zo mooi vertakt, nooit wordt het eentonig. Je kunt ook een gebouw neerzetten met alle balkons recht boven elkaar om ze daarna groen, geel of paars te schilderen. Maar dit gebouw heeft zijn eigen kleuren en is mooi door het ontwerp. Heeft geen kleuren nodig. Ik noem het een eyecatcher. Van welke kant je ook komt, het gebouw springt in het oog. En het mooie is dat in de toekomst ook zo blijft. Het wordt niet verstopt en is bedoeld als een landhuis. De hele buurt knapt er van op. Het heet Parkrand, logisch eigenlijk want het staat aan de rand van het park. Had ik zelf kunnen verzinnen. Constant komen er architectuurtoeristen. Die worden niet binnengelaten want daar zit geen bewoner op te wachten. Een huismeester hoort niet in zijn gebouw te wonen, want dan wordt ie voor elk verstoppinkje gebeld. Daarnaast woont mijn vrouw liever landelijk. De architect is goed, anders hadden ze hem in Parijs niet hoeven hebben. Ik vind het heel mooi. Maar wie ben ik?'
Bep Beekman, woonzorgcomplex Oklahoma Amsterdam
'Ongeveer honderd vijftig ouderen wonen hier in honderd woningen. Ze zijn groot en licht, hebben geen deuren en open keukens. Zo kun je overal makkelijk komen met je rollator. Het uitzicht is ook geweldig, vooral vanaf de dertien uithangwoningen. De bedoeling was een zwevend effect en dat is wel geslaagd. Honderd woningen moesten er komen, maar er was slechts plek voor 87. Op deze manier hebben ze dat opgelost. Waanzinnig toch? De uithangwoningen zijn ook het populairst en dat is vooral vanwege het uitzicht. Dat men zweeft realiseert niet iedereen zich. Het is prachtig vooral ook vanwege al die kleuren. Het is een open constructie en ik hou wel van dat industriële. Toeristen vinden dit zo spannend. Het intrigeert ze heel erg en ze proberen ook altijd binnen te komen. Hier wonen stokoude mensen en die doen vaak gewoon open. Vervolgens doet die eerste de deur open voor de rest. Een tijdje geleden stonden er twintig Japanners op zo'n dak. Dat mag natuurlijk helemaal niet. Als het waait lig je er ook zo af. Dakdekkers zekeren zichzelf als ze daar werken. Twee daken vol met toeristen - waren ze gewoon opgeklommen. Toeristen zijn slim hoor, het zijn net insluipers. Er komen er tienduizenden per jaar. Vaak vragen ze ook aan bewoners of ze op de foto willen. De een wil dat wel, de ander niet. Het is natuurlijk ook hartstikke leuk dat in zo'n bijzonder gebouw allemaal oudjes wonen met rollators en scootmobiels, dat verwacht men niet. Het zou best aardig zijn om eens uit te zoeken waar overal foto's van de bewoners hangen. Ik denk dat ze in alle architectuurinstituten over de wereld wel te vinden zijn.'
Tejo van Gaalen, Silodam Amsterdam
'Dit gebouw is geopend in 2002 en ik werk er sinds 2004. Nu vind ik het mooi, maar aanvankelijk deed het pijn aan mijn ogen. In de loop der jaren ben ik het steeds meer gaan waarderen. Als ik vertel dat ik in de Silodam werk is er bijna geen stedeling die het niet kent. Komt omdat je het van heel veel plekken ziet liggen. Tegen die enkeling die het niet kent zeg ik 'het gebouw dat er bij ligt als een containerschip
in de haven' en dan blijken ze het meestal toch te kennen. Door alle kleuren valt het ook erg op en is het net alsof elke etage aan een andere architect is gegund. Er is geen stijl in te ontdekken. Het een is van steen, dan weer staal, glas of hout. Heel apart en gevarieerd en misschien bepaalt dat wel de identiteit aan het gebouw. De verschillende kleuren in de gangen geven mij houvast. In andere gebouwen zijn alle gangen en etages vaak hetzelfde, maar hier zie je door het kleurgebruik direct waar je bent. De betrokkenheid van de bewoners is erg groot en veel mensen kennen elkaar ook. Dat heeft met de gemeenschappelijke ruimtes te maken maar ook met de transparantie van het gebouw. Het is heel doorzichtig met ramen tot de vloer en goed zicht op de straat. Daardoor zie je precies wie er in en uit gaat. Omdat het ook nog eens aan een doodlopende weg staat is het een van de veiligste plekjes van Amsterdam. Als ik hier wegfiets wordt er ook van alle kanten gezwaaid. Het is echt ons kent ons. Vanuit de hele wereld komen bezoekers en ook de architecten zelf komen regelmatig langs met gasten. Nee, ik wil hier niet wonen. Ik heb thuis een tuin, dat heeft hier niemand.'
Arjan Cruiming, Villa VPRO Hilversum
'Het restaurant is het mooiste. Heel veel hout, daar ben ik gek op, en een reusachtige glazen pui. Die gaat één keer per jaar open en dat is echt mijn moment. Dan sta ik te genieten. Niemand kent dit gebouw zo goed als ik en toch kom ik na twaalf jaar nog steeds verrassingen tegen. Ontdek je onder de vloeren toch weer nieuwe ruimtes. Het is een gek gebouw waar niets standaard is. Heel mooi, maar als er iets vervangen moet worden levert dat altijd problemen op. Bij een saai kantoorpand was ik al lang vertrokken als huismeester. In het begin werd hier veel geklaagd, vooral over de akoestiek, maar na de nodige aanpassingen zijn alle klachten verstomd. Toch hoor ik gidsen tijdens rondleidingen nog wel vertellen dat werknemers niet tevreden zijn. Met schuine vloeren heb ik niet zoveel; zonde van de ruimte. Maar die tuin op het dak: prachtig. Het glas aan de buitenkant is ook gaaf, maar al die kleuren, brons, groen, goud, zijn niet meer leverbaar. Lossen we op met gekleurd folie. Als collega's onvoorzichtig zijn kan ik flink boos worden. Zie ik ze voetballen of frisbeeën onder de sprinklers. Nou, dan zijn ze aan de beurt bij mij. Het is jammer dat de architecten nooit komen informeren hoe het gebouw gewaardeerd wordt. Daar zouden ze best nog wat van kunnen leren. Lastig zijn wel al de toeristen. Die trappen een hoop stuk in onze tuin. Sinds een paar jaar staat mijn bureau niet meer in Villa VPRO maar in het Nederland 3-gebouw. Daar heb ik het best moeilijk mee gehad. Gelukkig zit ik maar twee uur achter mijn bureau en loop ik de rest van de tijd door het gebouw. Mijn gebouw.'
Uit: VPRO Gids Nr. 38, 2009