Wat is het voor een man?
Knapen: ‘Het is een onafhankelijk denker die door zijn werk als diplomaat zowel Azië als het Westen goed kent. Hij heeft veel waardering voor het Westen, maar stoort zich aan onze arrogantie. En dat laat hij ons graag op een provocerende manier weten. Soms krijg je zelfs het idee dat hij meer tot ons spreekt dan tot Azië. Waarbij je niet moet vergeten dat hij uit Singapore komt, een klein landje dat gebaat is bij goede betrekkingen tussen China en het Westen, en door geen van beide overschaduwd wil worden.’
Wat verwijt hij het Westen nu precies in zijn laatste boek?
‘Hij vindt vooral dat we toe moeten naar een herschikking van de krachtsverhoudingen. Volgens hem heeft het Westen nog onvoldoende geaccepteerd en verinnerlijkt dat onze tijd van dominantie voorbij is. Ik geloof dat hij daar gelijk in heeft. We lezen wel elke dag over de opkomst van China – tot vervelens toe zelfs – maar dat is nog iets anders dan er ook daadwerkelijk naar handelen.’
Wat zouden we volgens hem dan moeten doen?
‘We zouden Azië bijvoorbeeld meer macht moeten geven bij instituten als het IMF en de Wereldbank, waar het Westen nog steeds de dienst uitmaakt. En in de Veiligheidsraad, waar Engeland en Frankrijk een vetorecht hebben en India niet eens is vertegenwoordigd.’
Dat klinkt redelijk.
‘Ja, maar het heeft wel consequenties. Want als je China en India die sterke positie geeft, zal er ook iets van hun normen gaan doorklinken in die organisaties. Nu houden wij hen graag de spiegel voor, maar dan zullen we ook in hun spiegel moeten gaan kijken.’
En dat willen wij niet.
‘Nee. Wij vinden het normaal dat Balkenende de Chinese leiders toespreekt over de mensenrechten. Als de Chinezen dat bij ons zouden doen, zouden we vreemd opkijken. Maar de vraag is ook – en dat vind ik het zwakke aan Mahbubani’s betoog – wil en kan met name China die leidersrol wel spelen? Hij gaat daar zonder meer van uit, maar ik heb de indruk dat China momenteel nog vooral op zoek is naar erkenning. Het gedraagt zich nog altijd als de buitenstaander die het vele jaren is geweest, niet als een land dat zich verantwoordelijk voelt voor grote delen van Azië. Wat op zich ook niet zo vreemd is. De vs hebben er ook meer dan een halve eeuw over gedaan om een mondiale rol te gaan spelen.’
In Engeland kreeg Mahbubani onlangs nogal wat kritiek. Beginnen jullie in Azië nu eerst maar eens met het invoeren van democratie en het respecteren van de mensenrechten, zei men. Hij verdedigde zich met te zeggen: bij jullie heeft dat allemaal ook lang geduurd.
‘Daar heeft hij natuurlijk gelijk in. Mensenrechten zijn vooral gediend met het ontwikkelen van een stabiele middenklasse. Want dat is de klasse die behoefte heeft aan rechtsregels om zich te kunnen verweren tegen willekeur. En het ontwikkelen van een middenklasse kost tijd, dat is een economisch fenomeen. Ik las pas nog een vlammend betoog in Die Zeit over democratie in China. Toen dacht ik: nou, Duitsland heeft er zelf ook even over gedaan en het heeft ook hier en daar een slachtoffer gekost.’
Toch proef je in de mensenrechtendiscussie met niet-Westerlingen ook vaak iets van: het zijn júllie mensenrechten.
‘Wat mensenrechten betreft huizen er twee zielen in mijn borst. Aan de ene kant vind ik dat een aantal ervan absoluut zijn, en dat je dus nooit water bij de wijn moet doen. Maar je moet ook constateren dat de appreciatie van mensenrechten in Aziatische landen een andere is dan in een aantal Westerse landen. In Singapore wordt bijvoorbeeld veel waarde gehecht aan harmonie, hiërarchie en autoriteit. Dat heeft grote nadelen als je een drugssmokkelaar bent of het niet eens bent met het politieke systeem. Maar het heeft ook voordelen. Het betekent bijvoorbeeld dat de straat is aangeveegd, dat iedereen met twee woorden spreekt, dat de taxi stopt als je zwaait… En het betekent niet dat je als burger rechteloos ben. Als je in Singapore een probleem hebt als consument, kom je volledig aan je trekken. Wie een product koopt dat niet deugt, kan naar de rechter stappen en die is objectief en niet corrupt. Wij zouden niet kunnen leven in zo’n land omdat het voor ons alle zuurstof uit de lucht haalt. Maar de meeste Singaporezen ervaren de onderschikking van het individu aan zo’n hiërarchische, harmonieuze, gedisciplineerde samenleving niet als bedreigend.’
Harmonie, discipline, zijn dat ook niet de Aziatische waarden waar Mahbubani het vaak over heeft?
‘Ja, vooral ten tijde van zijn debat met Fukuyama hamerde hij daar sterk op. Toen had hij ook nog veel hardere kritiek op het Westen. Maar daar is hij wel van teruggekomen na de kredietcrisis, die een flinke deuk heeft geslagen in het Aziatische zelfvertrouwen. Hij is nu tot het inzicht gekomen dat Azië voorlopig nog veel van het Westen kan leren. Hij onderscheidt zelfs zeven pijlers van Westerse wijsheid, met op nummer één het marktkapitalisme.’
Los daarvan: Mahbubani heeft het steeds over Azië, maar kun je dat hele continent wel over één kam scheren?
‘Nee. Als je het over die machtsverschuiving hebt, heb je het eigenlijk vooral over China en sommige delen van Zuidoost-Azië met een sterk Chinese aanwezigheid. India is wel in opkomst, maar is toch nog een ander verhaal. Op dit punt krijgt hij trouwens ook in Azië veel kritiek.’
Stel dat de Chinese groei in dit tempo doorgaat, waar staat Nederland dan over 50 jaar?
‘We zijn een klein land, en we zullen nog kleiner worden. Maar dat is op zich niet erg. Singapore is ook klein en doet het verdomd goed. De wereld is geen verzameling staten meer, maar een conglomeraat van allerlei functionele netwerken die zich van staten niets aantrekken. Wel denk ik dat we om voldoende talent in huis te houden en van toegevoegde waarde te kunnen zijn, harder zullen moeten lopen dan we nu doen.’
Uit: VPRO Gids nr. 35 2008