De volgende hervormingen zorgden voor de snelle ontwikkeling van Japan:
In 1872 werd er een nationaal onderwijssysteem ingevoerd om de gehele bevolking van Japan te onderwijzen. Met als voorbeeld het Franse en het Duitse model werden er hervormingen in het onderwijssysteem aangebracht, waaronder de invoering van een zesjarige leerplicht. Om de agrarische economie om te zetten in een geïndustrialiseerde Japanse staat was kennis van de Westerse technologie noodzakelijk. Om die reden werden vele Japanse studenten naar Europa en Amerika gestuurd om de Westerse wetenschap en talen te bestuderen en onder de knie te krijgen.
Binnen het Japanse onderwijs zelf werd echter sterk de nadruk gelegd op typerende aspecten van de Japanse cultuur en samenleving om nationalistische gevoelens bij scholieren aan te wakkeren. Zo werden de basisprincipes van het Confucianisme (een van oorsprong traditionele Chinese religie) en het Shinto (de grootste Japanse religie na het boeddhisme) in het onderwijs doorgevoerd. Ook werd de keizer als nationaal symbool van de Japanse eeuwenoude cultuur en eenheid benadrukt. Om weerstand te kunnen bieden aan de Westerse grootmachten was een dergelijk nationaal eenheidsgevoel onder het Japanse volk essentieel.
Om van Japan een democratische staat te maken met gelijke rechten voor alle burgers werden de grenzen tussen de verschillende sociale klassen, ontstaan tijdens de eerdere regeerperiode, afgebroken. Zo verloren de samoerai al hun klassenprivileges door de verschillende sociale klassen gelijk te verklaren en werd het dragen van het samoeraizwaard in 1876 verboden. Als gevolg hiervan verruilden veel voormalige samoerai hun typerende hoofdknot voor een westerse haardracht en namen velen banen aan in de reguliere arbeidssector en zakenwereld.
De verschillende legereenheden, die aanvankelijk per regio opereerden, werden in 1872 samengevoegd tot een sterk nationaal leger en er werd een driejarige diensplicht voor alle mannelijke burgers, inclusief de samoerai, ingesteld. De nationale spaarkas werd gespekt door het invoeren van een systeem van landbelasting in geld in plaats van rijst, wat voorheen het gebruik was. Met deze nieuwe inkomsten kon er groots geïnvesteerd worden in de opbouw van een sterke legereenheid.
Ook werd er geïnvesteerd in de ontwikkeling van transport- en communicatienetwerken om de banden met het Westen te versterken. Echter, als gevolg van dit soort grote investeringen raakte Japan in 1885 in een economische crisis. Het nieuwe geldstelsel en de ‘Bank van Japan’ werden opgericht. De textielindustrie maakte vervolgens een enorme groeispurt en werd tot en met de Tweede Wereldoorlog Japan’s belangrijkste industrie.
Ook op politiek gebied spiegelde Japan zich gedeeltelijk aan het Westen door een grondwet in Europese stijl aan te nemen. Hiermee ontstond een goed klimaat voor nationale groei, het winnen van respect van het Westen en het bouwen van een grondwerk voor een moderne staat. Naast het Japanse parlement, de ‘Diet’ genoemd, behield de keizer ook zijn soevereiniteit: hij stond aan het hoofd van het leger, de marine en de uitvoerende en wetgevende machten.
De dood van keizer Meiji in 1912 betekende het einde van de Meiji periode, maar liet tal van drastische vernieuwingen in het gemoderniseerde Japan na. Samengevat zijn de belangrijkste: een gecentraliseerde en bureaucratische regering, een constitutie met een gekozen parlement, een goed ontwikkeld communicatie- en transportnetwerk, een hoog geschoolde populatie, een snel groeiende industriële sector gebaseerd op de laatste technologieën en een sterke nationale krijgsmacht.
(bron: http://afe.easia.columbia.edu/japan/japanworkbook/modernhist/meiji.html)
(bron: http://www.japan-guide.com/e/e2130.html)
door: Talinay Strehl