‘We wisten wat hij bedoelde’, zegt Schesol, die nu toespraken voor politici en zakenleiden schrijft met zijn bedrijf West Wing Writers in Washington. ‘Hij merkte op dat er geschiedenis geschreven was, zonder het expliciet te maken.’
Wie deze zin schreef, zullen we waarschijnlijk nooit weten. Het kan Obama zelf zijn geweest, maar ook Jon Favreau, de toen 27-jarige ‘eerste speech-schrijver’ van Obama. Vermoedelijk was het een resultaat van samenwerking.
Maar het doet er eigenlijk niet toe, betogen kenners. ‘Je voegt hopelijk iets waardevols, zelfs essentieel toe’, zegt Eric Schnure, die toespraken schreef voor vice-president Al Gore en nu speechwriting doceert in Washington. Maar vooral moet je bereid zijn ‘om geen krediet te krijgen, achter de schermen te blijven, anoniem te zijn, en op te gaan in je baas’.
Nu de inaugurele rede op 20 januari er aan komt, krijgt de speechwriter-in-spijkerbroek veel media-aandacht in de VS, onder meer omdat hij zo jong is. Maar dat is volgens zijn oud-collega’s niet bijzonder. Juist jeugdig talent grijpt zijn kans in politiek Washington. Wie jong is en het liefst ook nog single, kan leven met 100-urige werkweken, elke avond pizza en een hongerloon.
Interessanter is dat Favreau werkt voor een man die heeft bewezen dat hij kan schrijven. ‘Je hebt geluk als je voor iemand schrijft die je niet echt nodig heeft’, merkt Schesol op. Hij had dat gevoel zelf in zijn tijd naast Clinton. ‘Het houdt de speechwriter scherp.’ Obama is ‘de betere schrijver’, zegt Favreau in vraaggesprekken.
De relatie heeft iets symbotisch, menen mensen die Favreau kennen. ‘Als schrijver bouw je een duikplank; een solide structuur waar de redenaar vanaf kan springen om zijn kunsten te laten zien’, aldus Eric Schnure. Later in het gesprek vergelijkt hij de taak van de speechwriter met het produceren van een film, en zelfs met het bouwen van een vliegtuig.
Hoe dat ook zij, ‘Barack vertrouwt hem’, heeft Obama’s topadviseur David Axelrod gezegd over Favreau. ‘En Barack vertrouwt dat niet zoveel mensen toe – het idee van zoveel autoriteit over zijn eigen woorden afstaan.’
Obama is nog niet eens president. En toch heeft hij al een aantal grootse speeches op zijn naam staan. Denk aan de voorverkiezing in New Hampshire, de staat die kort na Iowa volgde. Obama verloor van Clinton en Favreau moest de overwinningsrede omzetten in een aanvaarding van de nederlaag. Veel hoefde hij niet te veranderen, zei Favreau later. Het emotioneel geladen thema van die avond bleef hetzelfde.
‘Er is iets aan het gebeuren in Amerika’, herhaalde in een meeslepende kadans. ‘Wij zijn gewaarschuwd tegen het bieden van valse hoop. Maar in het onwaarschijnlijke verhaal dat Amerika is, is er nooit iets vals aan hoop geweest.’
In de muzikale van de rapper Will.I.Am is deze tekst een absolute, oprecht ontroerende tranentrekker geworden. De frase ‘Yes we can’ – die Favreau bedacht schijnt te hebben – drong op dat moment door in het nationale bewustzijn. Yes we can: woorden die refereerden aan zwarte emancipatie, aan opstand en en hoop. Die dag werd het de strijdkreet van Obama’s campagne.
Favreau groeide op in de staat Massachusetts. Kort na zijn afstuderen werkte hij in 2004 voor de Democratische senator John Kerry, de verliezende presidentskandidaat. Tijdens de partijconventie in Boston, waar Kerry formeel werd genomineerd, ontmoette hij Obama.
Zo zat Favreau op de eerste rij toen Obama – en niet Kerry – aan het einde van de partijbijeenkomst de show stal. Obama hield de inmiddels bekende rede waarvan vaak echo’s klonken in de presidentscampagne. ‘Er is niet een links Amerika en een conservatief Amerika - er is de Verenigde Staten van Amerika.’ Van zijn ‘onwaarschijnlijke’ leven maakte hij een ode aan zijn vaderland: ‘In geen enkel ander land is mijn verhaal zelfs maar mogelijk.’
Volgens Schnure was het voordeel voor Favreau dat deze toespraak, samen met Obama’s rede tegen de Irak-oorlog uit 2002, als model kon dienen. ‘De kadans was er; Obama’s gebruik van details en persoonlijke verhalen, actuele urgentie, thesis en antithesis.’
Een mooi voorbeeld van Obama’s stijl was de overwinningstoespraak in Chicago op 4 november 2008, vinden Schnure en Schesol. Obama kwam terug op zijn Yes we can-thema middels Ann Nixon Cooper, een vrouw van 106 jaar, die lange tijd niet eens mocht stemmen omdat ze zwart was, en een vrouw was. Hij besprak wat zij in haar leven allemaal had gezien en meegemaakt. ‘Ongelooflijk ontoerend’, zegt Schnure.
Nadat Kerry in 2004 van Bush verloor, zat Favreau zonder werk. Robert Gibbs, de communicatie-chef van Obama, kende Favreau en besloot dat Obama hem kon gebruiken. Nippend aan cola-light las hij alles dat Obama ooit had geschreven. Hij luisterde, keek en maakte zich eigen hoe Obama sprak, schreef en dacht. ‘Hij geeft me zinnen die hij wil gebruiken, frasen, ideeën. Hjj stuurt me brokken van outlines en speeches’, aldus Favreau. ‘Het is heel erg tweerichtingsverkeer.’
De speechwriter heeft inmiddels een bescheiden staf, net als zijn voorgangers in het Witte Huis. Maar hij blijft de nummer één, de ‘slagcoach van Ted Williams’, zei Favreau; alsof je een van de beste honkbalspelers aller tijden nog iets bij kunt brengen. Elders noemde hij zichzelf ‘de trainer van Tom Brady’, een van de beste quarterbacks in het American Football, die evenmin veel te leren heeft.
Zeker als hij stilstaat bij de inauguratie, die mensen over de hele wereld zullen beluisteren, kan Favreau het benauwd krijgen. ‘Als je echt gaat nadenken over wat er op het spel staat’, zei hij in de Washington Post, ‘kan het verlammend zijn.’
De beste toespraken komen voort uit een zogenoemde mind melt. Zo’n ‘versmelting van geesten’ is zeldzaam, vertellen Favreau’s collega’s. De auteur en de politicus voelen elkaar aan en het resultaat kan een rede zijn die de luisteraar niet snel zal vergeten.
Maar zulke ‘droomteams’ van dat kaliber zijn niet uniek. John F. Kennedy en Ted Sorensen produceerden in de jaren zestig onder meer de inaugerele rede van Kennedy: ‘Vraag niet wat je land voor jou kan doen, vraag wat jij voor je land kunt doen.’
Ook Peggy Noonan (tegenwoordig columniste van de Wall Street Journal) en Ronald Reagan schreven redevoeringen die de Republikein vervolgens met verve wist te brengen. Zijn voorganger Jimmy Carter had uitmuntende auteurs in mensen als James Fallows (nu bij The Atlantic Monthly) en Hendrik Hertzberg (van het weekblad The New Yorker), maar de Democraat wist hun woorden niet tot leven te wekken. Wie herinnert zich een speech van Carter?
Soms maakt de speechwriter werkelijk het verschil. De vertrekkende president Bush kan onmogelijk een groot spreker worden genoemd. Toch heeft hij grootse redes gehouden, met dank aan Michael Gerson (heden columnist van de Washington Post). ‘Het doet me pijn om dit toe te geven’, zegt Schnure, ‘maar zij hebben werkelijk memorabele speeches gecreëerd.’
Wat er kan gebeuren als een matige redenaar géén scherpe auteur aan zijn zijde heeft, bleek uit de inaugurele toespraak van Richard Nixon. ‘De Amerikaanse droom komt niet tot hen die in slaap vallen’, zei hij, vrij prozaïsch, bij zijn aantreden in 1969.
Het verschil tussen toen en nu, zegt Schnure, is dat de speechwriter niet langer onzichtbaar kan zijn. In jaren dertig van Franklin D. Roosevelt wist vrijwel niemand buiten Washington wie zijn prachtige redevoeringen schreef. Anno 2008 willen mensen willen weten wie er achter de woorden van Obama zit.
Daarom was het ook eventjes nieuws toen er onlangs een foto op het internet verscheen waarop Favreau, vermoedelijk in een staat van dronkenschap, een kartonnen portret van Hillary Clinton bij de rechterborst greep. Favreau bood excuses aan, en dat was dat.
Ook nieuw: Obama is aangevallen omdat hij té mooi sprak, té welbespraakt was. Clinton dreef tijdens de verkiezingscampagne de spot met Obama’s woordkunst: ‘Je voert campagpne met poëzie, maar je regeert met proza.’ Ook John McCain, Obama’s Republikeinse opponent, keek neer op de woorden die volgens hem een lege huls aan het oog ontrokken.
In maart 2008 bleek dat dit Obama weinig deed. Hij zat in de problemen door de uitspraken van zijn dominee en er moest een speech over ras komen, zo liet hij Favreau weten. Obama dicteerde zijn gedachten een half uur lang via de telefoon. ‘Dat zou op zichzelf een geweldigde toespraak zijn geweest’, aldus Faveau.
De speechwriter maakte er een lopend verhaal van en dat Obama vervolgens kalm vertelde in Philadelphia, ditmaal meer als een universitair docent dan als de meeslepende dominee die hij ook kan zijn.
Wie de rede getiteld A More Perfect Union nu beluistert via YouTube (veel van zijn toespraken zijn makkelijk te vinden op het internet) merkt dat ook deze lange speech de kracht heeft behouden om te boeien en ontroeren - om aan het denken te zetten.
Obama benoemde in persoonlijke en maatschappijke zin racisme, pijn, verslagenheid en woede. Bovenal onderstreepte hij zelfredzaamheid en hoop: ‘Het geloof dat ons lot niet voor ons zal worden geschreven, maar dóór ons.’
Favreau krijgt soms dezelfde kritiek als Obama. Hij is te jong en ontbeert ervaring. Vooral op het internet doen minder vriendelijke typeringen de ronde. ‘Een onbeschreven blad dat een ander onbeschreven blad van aformismen voorziet’, aldus een blogger over Favreau en zijn baas. Het lijkt geen van beiden te storen.
De komende vier jaar zullen de toespraken blijven komen, om te beginnen op 20 januari. Beide heren hebben laten weten dat ze de redes van Lincoln aan het herlezen zijn voor inspiratie. In de Amerikaanse geschiedenis is zijn welbespraaktheid over gelijkheid en verandering – tot nog toe – ongeëvenaard.
Obama dacht mogelijk aan Lincoln, en wellicht ook aan zichzelf, toen hij vorig zei: ‘Mensen die van dit land houden, kunnen het veranderen.’
Uit: VPRO Gids