“Nederland is koud geworden”, zegt Mustafa. Net zoals Ahmet wil hij terug naar Turkije, het land waar hij vandaan komt. Hanim maakt zich op voor haar verhuizing naar Brussel, want zij wil gewoonweg vertrekken uit Nederland. Wij kunnen ons afvragen of dit ook geldt voor de rest van de allochtonen in ons land. Zijn Ahmet, Mustafa en Hanim representatief voor deze groep en wil het merendeel van hen ook ‘terug’, of op z’n minst weg? Tegenlicht vroeg het aan Inanç Kutluer, directeur van het Nederlands Migratie Instituut (NMI).
Altijd het gevoel hebben je te moeten bewijzen en desondanks, hoe goed je ook je best doet, áltijd de allochtoon blijven: dat is hoe Ahmet, Mustafa en Hanim, de hoofdpersonen uit ‘Terug naar Turkije’, zich voelen in Nederland. Alledrie draaien ze volledig mee in de Nederlandse samenleving en zijn ze zonder twijfel maatschappelijk geslaagd. Toch zijn ze niet gelukkig.
In gesprek met Inanç Kutluer van het Nederlands Immigratie Instituut
Het NMI houdt zich bezig met het voorlichten en begeleiden van personen en groepen die overwegen om vrijwillig terug te keren naar hun land van herkomst. Kutluer: "Wij wijzen hen op hun rechten en op de problemen die ze mogelijk kunnen tegenkomen. Het NMI biedt met name hulp tijdens het traject van besluitvorming. Of de personen die naar ons toe komen voor informatie ook een intensieve (vervolg)begeleiding krijgen, hangt ervan af of ze binnen de doelgroep vallen". Hoewel Kutluer geen precieze cijfers heeft over hoeveel mensen er per jaar remigreren, kan hij wel een grove schatting geven. "Per jaar dienen zo'n 2000 à 2500 'units' een aanvraag voor vertrek in bij het NMI. Een 'unit' kan een individu zijn, maar ook een echtpaar of een gezin. Toch vertrekken deze aanvragers niet allemaal daadwerkelijk. Ongeveer de helft, zo'n 1100 à 1200 units, maakt werk van de remigratie en vertrekt uit Nederland. Dat zijn zo'n 2300 personen".
Kutluer herkent het gevoel waar Ahmet, Mustafa en Hanim in de documentaire 'Terug naar Turkije' over spreken. "Sinds een aantal jaar hangt er een ander klimaat boven Nederland, wat mensen eerder beweegt om terug te gaan naar het land van herkomst. Acht, negen of zelfs tien jaar geleden was de tweedeling in de samenleving geen motief om Nederland te verlaten. Sinds de opkomst van Pim Fortuyn en de kabinetten Balkenende I en II is dit veranderde klimaat bijna het hoofdmotief geworden". Het wij-zij denken heeft wel degelijk effect op hoe mensen hun situatie ervaren, aldus Kutluer. "Allochtonen van de eerste generatie hebben hier veertig jaar hard gewerkt en zijn teleurgesteld. Zestigplussers worden naar integratiecursus gestuurd met sancties. Dat draagt niet echt bij aan positief denken".
Toch gelooft de NMI directeur niet dat er in de toekomst veel meer mensen uit Nederland zullen vertrekken, omdat niet alleen de situatie in Nederland maar vooral de mogelijkheden in het land van herkomst van belang zijn. "Remigratie heeft veel meer te maken met ontwikkelingen in het herkomstland. De laatste tien jaar hebben er bijvoorbeeld zeer goede ontwikkelingen op sociaal-economisch gebied plaatsgevonden in Turkije. Jongeren en ouderen van Turkse afkomst willen graag weg en de gunstige perspectieven in Turkije spelen daarbij een grote rol. Volgens onze cijfers zijn Turken al sinds jaren de grootste groep remigranten". Dit ligt anders voor Marokkanen en Surinamers. "Zij zouden ook wel weg willen, maar de mogelijkheden in Marokko en Suriname zijn niet hetzelfde als in Turkije. Wel of niet terugkeren heeft dus veel te maken met de thuissituatie".
Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met het feit dat oudere en jongere 'allochtonen' andere motieven hebben om terug te keren naar het thuisland. "Voor de oudere generatie is terugkeer altijd aan de orde geweest. Wanneer ze een paar zekerheden hebben, zullen zij ook terugkeren". Toch kan Kutluer zonder moeite ook een aantal redenen opnoemen die de oudere generatie ertoe doen besluiten niét te vertrekken. "Vaak is de rest van de familie, kinderen en kleinkinderen, van plan om in Nederland te blijven. We moeten niet vergeten dat deze mensen hier veertig jaar hebben gewerkt en geleefd, waardoor zij het land van herkomst toch een beetje ontgroeid zijn. Ook bestaat de angst om wéér in een integratieproces terecht te komen. Naast praktische motieven, spelen immateriële redenen een grote rol. Het is en blijft een emotionele beslissing".
Volgens Kutluer zijn voor jonge remigranten de mogelijkheden op de arbeidsmarkt erg belangrijk, evenals de kans om internationale ervaring op te doen. "Veel Nederlandse jongeren gaan bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten of naar Groot-Brittannië; zij die een gemengde achtergrond hebben, denken in dit geval eerder aan hun land van herkomst. Bovendien komen ze hier moeilijk aan de bak. Als er gekozen moet worden tussen een autochtoon en een allochtoon, is het toch vaak de autochtoon die de baan krijgt".
Wat we tot slot ook niet moeten vergeten, is dat er een groot verschil bestaat tussen wat men wil en wat men doet: "Het verlangen om weg te gaan is heel groot, maar het aantal personen dat er serieus over nadenkt is laag. Wanneer je vraagt: 'wilt u terug?', dan zegt iedereen 'ja'. Vraag je vervolgens 'wanneer dan, heeft u er al serieus over nagedacht?', dan blijken maar weinig personen hier een antwoord op te hebben".
Door Jolien Linssen