We zitten tegenover prof. dr. Pauline Meurs. Op tafel in haar kamer in het gebouw waar de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) is gevestigd, ligt het nog supergeheime wrr rapport "Identificatie met Nederland", over de 'Nederlandse identiteit'. We hebben het mogen lezen. Onder strikt embargo. Maandag 24 september zal het 300 pagina's tellende werkstuk aan de regering worden aangeboden, maar omdat deze gids de woensdag daarvoor al bij de meeste abonnees op de mat ploft, worden we dringend verzocht niet uit de school te klappen. Eerst de VPRO Gids, en dan pas de regering? Dat zou inderdaad niet netjes zijn.
Een samenwerkingsproject dat misschien wel wordt vervolgd: maandag wordt in Den Haag het WRR rapport Identificatie met Nederland aan de regering gepresenteerd en komt Tegenlicht met de film Onze jongens. De VPRO Gids sprak met rapporteur Pauline Meurs.
Meurs, die aan het hoofd van de rapportage stond, is evenwel graag bereid om alvast in iets algemener termen te praten over haar bevindingen. En over de toch wel unieke samenwerking met Tegenlicht.
Hoe kwam u bij Tegenlicht terecht?
Meurs: ''De wrr uit zich tot dusver door middel van het woord. Wij schrijven rapporten, verkenningen, samenvattingen, artikelen. Dit keer wilden we een ook documentaire laten maken omdat het onderwerp zich daar volgens mij heel erg voor leende. Via via kwam ik in contact met Tegenlicht en dat klikte. Ik had al eerder werk gezien van Bregtje van der Haak en ben heel blij dat zij de documentaire heeft gemaakt. Maar ook in de voorbereiding hebben we heel goed samengewerkt en ervaringen kunnen uitwisselen. Ik hoop dat we dit soort dingen vaker kunnen doen. Het is een uitbreiding van ons repertoire, om het deftig te zeggen. De kijker moet het natuurlijk zelf beoordelen, maar wij zijn erg enthousiast over de combinatie rapport/ televisie-uitzending, omdat je met beeld toch weer andere accenten kunt leggen, soms veel preciezer een uniek voorbeeld kunt gebruiken om een veel groter verhaal te kunnen vertellen. We hopen dat die combinatie mensen echt aan het denken zet.'
Over naar werkwijze en bedoeling van de WRR. Wie kiest de onderwerpen?
Meurs: 'Die komen in vrijwel alle gevallen uit de wrr zelf voort. Formeel gesproken stelt de wrr zijn eigen werkprogramma samen. In de praktijk betekent dat dat we gesprekken voeren met elkaar en met talloze mensen om ons heen, we lezen, we snuiven kortom van alles op. Op basis daarvan komen ideeën op tafel en maken we een keuze. Wat zijn de kwesties die in de samenleving spelen en die naar ons oordeel aandacht behoeven? In een enkel geval kan de regering ook om een advies vragen. In 2003 hebben we bijvoorbeeld een rapport gemaakt Waarden, normen en de last van het gedrag. Dat was op uitdrukkelijk verzoek van het kabinet-Balkenende.'
Vervolgens wordt zo'n rapport aan de regering aangeboden, maar dan?
'Wettelijk is het zo dat het kabinet moet reageren. Als dat te lang duurt, kan de Kamer er om vragen. De reacties kunnen overigens verschillend zijn. Sommige rapporten komen met zeer concrete aanbevelingen, andere zijn veel beschouwender.
Maar onze gedachten en ideeën komen niet alleen bij de regering terecht. De verspreiding is veel breder, zodat de beïnvloeding niet alleen rechtstreeks via het kabinet plaatsheeft, maar ook via de maatschappelijke agenda, de krant, de televisie, onze wetenschappelijke achterbannen, maatschappelijke organisaties enzovoort. Twee jaar geleden heb ik een rapport gemaakt over de professionaliteit in de publieke dienstverlening en over het belang en de rol van professionals. Dat heeft in allerlei sectoren van de samenleving veel weerklank gevonden. We zijn een denktank, bedoeld om een beetje druk uit te oefenen, maatschappelijke kwesties aan te kaarten die nog onvoldoende op de agenda staan.'
De kwestie van de 'Nederlandse identiteit' is zo'n onderwerp.
'Het viel ons op dat het thema van nationale identiteit sinds een paar jaar zo hoog op de agenda staat, en dat het ook heel positief beoordeeld wordt. Ook in landen om ons heen. Tien, vijftien jaar geleden hadden we het er niet over. En als je dan constateert dat "nationale identiteit" als een soort antwoord wordt geformuleerd op allerlei vragen die te maken hebben met Europa, globalisering, de multiculturele samenleving, en met migratie, denken wij: hé, is dat wel de goede weg? En wat kunnen we daar meer over zeggen, en wat zit daar achter?
Daar gaat het rapport over. We zeggen daarin dat het eendimensionale denken over "de" nationale identiteit - alsof wij zouden kunnen bepalen wat dat is - niet bijdraagt aan de duidelijkheid en aan goed beleid. Zo'n begrip moet minder statisch zijn, meer op de toekomst gericht zijn en meer ruimte scheppen. Het zou eigenlijk als een insluitingsmechanisme moeten functioneren. Want op het moment dat je het heel erg markeert en statisch maakt, wordt het juist een uitsluitingsmechanisme: je hoort erbij of je hoort er niet bij.'
Klopte het beeld van een zekere nationale identiteit vroeger wel?
'We hebben een romantisch beeld gecreëerd over de 'eenheid' van vroeger. Als je dat mooie boek "Republiek van rivaliteiten" van Piet de Rooij leest zie je dat die eenheid helemaal niet bestond, en dat verscheidenheid eigenlijk het belangrijkste kenmerk was van de Nederlandse samenleving. Boven en onder de rivieren, katholieken en protestanten, dat was lange tijd een heel dominant kenmerk van de Nederlandse samenleving.'
Dus het hele begrip 'nationale identiteit' is gewoon onzin?
'Dat zijn uw woorden. Het idee van nationale identiteit heeft natuurlijk wel een symbolische waarde. Wat misschien wel onzin is, is de gedachte dat die identiteit voor iedereen hetzelfde zou (moeten) zijn. En dat de invulling daarvan voor een ieder gelijk is. En dat die invulling door de tijd heen ook altijd hetzelfde is en zal zijn. Maar dat is niet zo en dat moet je ook niet willen, want dan zet je iets vast wat niet vast te zetten is, en waarmee je meer problemen krijgt dan oplost. In tijden van toenemende globalisering en migratie moet je het veel breder zien, veel hedendaagser en meer op de toekomst gericht. Vandaar ook dat we pleiten voor verschillende "processen van identificatie", die we in het rapport omschrijven als het "leggen, onderhouden en verbreken van verbindingen". Kortweg gezegd: hoe kan ik me verbonden voelen met anderen, met Nederland, mijn werk, mijn stad, mijn buurt. En dat laat de Tegenlicht-documentaire heel mooi zien.'
In het rapport wordt een getal genoemd als zou 87 procent van de Nederlanders trots zijn op hun Nederlanderschap. Is dat geen bemoedigend cijfer?
'Ja. Een van mijn collega's bij de Raad, hij is net vertrokken, Paul komt oorspronkelijk uit België en ik weet nog dat toen we een paar hoofdstukken in de Raad presenteerden, hij mij op een bepaald moment aankeek en zei: "Weet jij eigenlijk wel iets van het Verdriet van België? Waar hebben jullie het over!?" Heel relativerend, want zo erg is het in Nederland natuurlijk niet. De meeste mensen zijn inderdaad trots op Nederland, zowel degenen die oorspronkelijk van hier zijn als voor hen die dat niet zijn. Het idee dat de loyaliteit met Nederland aan het verminderen is, is niet in overeenstemming met de feiten.'
Nog één dingetje. U pleit voor zorgvuldig taalgebruik, onder meer van de kant van de media. Dus bijvoorbeeld liever niet altijd maar schrijven over 'allochtonen'.
'We maken er ons als wetenschappers ook schuldig aan, hoor. Sterker nog, het woord "allochtoon" is ooit door de wrr zelf geïntroduceerd! Daarvóór werd er gesproken over "etnische minderheden", "gastarbeiders". Maar daarmee beoordeel je mensen alleen maar op hun minderheidspositie. Dat wilden we doorbreken, dus zeiden we: laten we een neutrale term nemen. Maar als je het steeds over allochtonen hebt zet je mensen ook vast op een heel klein deel van hun identiteit. En kun je je afvragen: is dat wel functioneel in deze context? Taalgebruik heeft ontzettend veel effect op de manier hoe mensen naar de wereld kijken.'
VPRO Gids nr. 38