Om deze centrale stelling van Amos Oz te begrijpen, leek een vogelvlucht van het complexe conflict om het ‘Heilige land’ ons essentieel. De kern daarvan is een dispuut over grenzen; een conflict over de verhouding tussen Israël en Palestijnen.

Amos Oz: 'Het Israëlisch-Palestijns conflict is een strijd tussen het ene gelijk en het andere'

Een ijkpunt in dit conflict is het uitroepen van de staat Israël op 14 mei 1948. De Arabische buurlanden van de nieuwe staat reageren ondubbelzinnig: Egypte, Irak, Jordanië, Libanon, Saoedi-Arabië en Syrië vallen Israël de dag daarna aan. Israël is niet gewenst - maar het wint de oorlog en blijft. En daarmee het conflict tussen Israël en grote delen van de Arabische wereld.

TOT DE STICHTING VAN DE STAAT (TOT 1948)
Het gebied Palestina behoort tot in de Eerste Wereldoorlog tot het Ottomaanse Rijk. Deze 'zieke man van Europa' kiest in de Grote Oorlog de kant van verliezer Duitsland en wordt na de oorlog gereduceerd tot het huidige Turkije.

Groot-Brittannië en Frankrijk hebben dan al overlegd hoe de Ottomaanse bezittingen in het Midden-Oosten moeten worden verdeeld. Besloten wordt dat Palestina, dat op dat moment het huidige Israël inclusief de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en het huidige Jordanië omvat, een Brits mandaatgebied wordt. Tegelijkertijd wordt in de zogenaamde Balfour-verklaring (1917) de zionistische beweging een 'joods nationaal tehuis' in het vooruitzicht gesteld, hoewel de Britten tijdens de oorlog ook toenadering tot Arabische nationalisten zoeken, die op hun beurt een Arabisch koninkrijk wordt beloofd.

Tijdens het Britse mandaatschap van Palestina (1920-1948) groeit zowel de joodse immigratie naar Palestina (ongeveer 80.000 in 1914; 175.000 in 1931 tot 600.000 in 1947), als het Arabische verzet hiertegen.

Tijdens de Arabische opstand (1936-1939) bereikt de onvrede een hoogtepunt. Geëist wordt dat de grondverkoop aan joden wordt gestaakt. Sinds het einde van de negentiende eeuw migreren steeds meer joden naar Palestina, zoals de Weense journalist Theodor Herzl in 1896 in 'Der Judenstaat' bepleit. Hij is er dan van overtuigd geraakt dat assimilatie geen middel is tegen antisemitisme, maar dat joden alleen in een eigen thuisland veilig zullen zijn. Geconfronteerd met een strijd die steeds heviger wordt en waarvan een oplossing onmogelijk lijkt, dragen de Britten het mandaat van Palestina in 1947 over aan de VN.

De Algemene Vergadering van de VN neemt in november 1947 resolutie 181 aan waarin wordt bepaald dat het Britse leger Palestina voor 1 augustus 1948 moet hebben verlaten, dat er een Joodse en een Arabische staat moet komen en dat Jeruzalem onder internationaal bestuur komt.

De jonge Arabische staten die na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk worden, blijven onverminderd tegen de vestiging van een joodse staat in Palestina. De verschrikkingen van de Holocaust sterken de joden op hun beurt meer dan ooit in hun streven naar een eigen, veilig thuisland. Deze patstelling leidt tot wederzijds geweld, en op het moment dat het Britse leger zich in mei 1948 terugtrekt uit Palestina, roept David Ben-Goerion de joodse staat Israël uit en breekt de dag daarna een oorlog in de Arabische wereld uit.

DE STAAT ISRAEL (VANAF 1948)
Na acht maanden van oorlog sluiten de verschillende Arabische landen verdragen met de nieuwe vijand Israël. Het nieuwe land heeft stand gehouden. De Gazastrook wordt door Egypte bestuurd, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem zullen Jordanië toebehoren. Het oorlogsgeweld heeft er verder toe geleid dat honderdduizenden Palestijnen hun huizen zijn ontvlucht en terechtkomen in kampen, het merendeel in Egypte. Honderdduizenden joden uit de Arabische wereld migreren naar het nieuwe Israël.

De situatie die in 1949 ontstaat, houdt tot juni 1967 stand. Dan breekt de Zesdaagse oorlog uit (zie wie/wat/wanneer voor achtergronden) die een nederlaag voor de Arabische buurlanden van Israël betekent. Israël verovert de Gazastrook en de Sinaï-woestijn van Egypte, de Golanhoogte van Syrië en de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem van Jordanië.

Deze door Israël veroverde - 'bezette' dan wel 'betwiste' - gebieden zijn sindsdien onderwerp van hevig debat. En 'uiteraard' het bestaansrecht van de staat Israël. Beide vormen nadien de kernpunten van pogingen om het Israëlisch-Palestijns conflict tot een goed einde te brengen.

Een succesvol voorbeeld daarvan zijn de besprekingen die in 1978 tussen Israël en Egypte plaatsvinden. Na de kortstondige Jom Kipoeroorlog in oktober 1973 (zie wie/wat/wanneer voor meer achtergronden) bezoekt de Egyptische leider Sadat het Israëlische parlement, de Knesset. Deze toenadering leidt tot de besprekingen in het Amerikaanse Camp David. Deze resulteren in de erkenning van het bestaansrecht van Israël door Egypte, het eerste Arabische land dat deze stap neemt. Israël geeft als tegenprestatie de in 1967 veroverde Sinaï-woestijn aan Egypte terug.

Maar een doorbraak zoals deze heeft sindsdien lang op zich laten wachten. De Oslo-akkoorden in 1993 en 1995 zijn een lichtpuntje (zie wie/wat/wanneer voor achtergronden), maar in datzelfde jaar wordt de Israëlische premier Rabin door een extremistische jood vermoord. Met Sharons bezoek aan de Tempelberg in 2000 is de tweede Intifada (zie wie/wat/wanneer, ook voor informatie over de eerste intifada) een feit en duizenden Palestijnen hopen nog steeds terug te kunnen keren naar de plaatsen die zij meer dan vijftig jaar geleden ontvluchtten.

En daarmee lijken we te zijn doorgedrongen tot wat Oz de kern van het Israëlisch-Palestijns conflict noemt: 'Het gelijk van de Palestijnen dat zij recht hebben op het land dat ze tot 1948 bewoonden, en het gelijk van Israël dat dat de enige plek op de wereld is waar een staat kan bestaan die het een Jood in staat stelt domweg mens te zijn.'