Zich repeterende betonnen kolossen afgewisseld door brede stroken groen. De stempelbouw van de jaren na de oorlog was enerzijds een voortzetting van het Nieuwe Bouwen dat voor de oorlog door architecten als Gerrit Rietveld, Ben Merkelbach en Cor van Eesteren in gang was gezet, anderzijds werd het functionele bouwen ingegeven door de zeer grote woningnood. Het Nieuwe Bouwen ging om ruimte, licht en overzichtelijkheid. Het paste goed bij het vooruitgangsdenken en geloof in technologie van de jaren vijftig en zestig.
De schaal waarop de minimalistische gebouwen werden neergezet, stuitte echter al gauw op kritiek. Zowel uit de hoek van architecten, die de wijken als saai, onpersoonlijk en eentonig betitelden, als uit sociologische hoek. De ruimte tussen de gebouwen werd als leegte ervaren. De hoogbouw was horizonvervuiling en de bewoners leden aan flatneurose.
Ook was er kritiek op de dominante positie van gemeentebesturen en gemeentelijke diensten als opdrachtgevers in de woningbouw. De sociale woningbouw werd volgens nauwkeurig opgestelde richtlijnen gebouwd. Er werd duidelijk genoteerd hoeveel besteed kon werden per vierkante meter woonoppervlak. Woningbouwcorporaties hadden weinig tot geen inspraak en naar toekomstige bewoners werd al helemaal niet geluisterd.
Breda Noord is exemplarisch voor deze ontwikkelingen. De heer P. de Bekker was plaatsvervangend chef bij Volkshuisvesting in Breda in die jaren. P. de Bekker: “Wij hielden ons bezig met de woningbouw. Met bouwvergunningen en bestemmingsplannen. Er was een zeer grote woningnood en wij hadden de opdracht om in een zo kort mogelijke tijd, voor zo min mogelijk geld, zoveel mogelijk woningen de grond uit te stampen. Dat was best een lastige opgave. Er was bijvoorbeeld een groot te kort aan bouwvakkers. Iedereen die in staat was een troffel vast te houden, werd aangenomen.”
“Er werden aannemers gezocht die snel een groot aantal woningen konden realiseren. De architect speelde hierbij een ondergeschikte rol. Dat kon in die tijd niet anders. We moesten bouwen, bouwen, bouwen. Bij de vraag of de huizen toekomstbestendig zouden zijn, hebben we niet of nauwelijks stil kunnen staan. De enorme druk op de woningmarkt en de beperkte budgetten leidden tot eenvormige woningbouw. De woningen waren bedoeld voor de sociale gezinnen. Gezinnen die niet veel te besteden hadden. Het was revolutiebouw, dat zagen wij ook wel. Ik had er zelf nooit willen wonen. Maar die gezinnen hadden daarvoor helemaal geen huis. Dus die waren blij met een dak boven hun hoofd.”
“Dat we voor een uitbreiding aan de Noordkant van de stad kozen, was een noodgreep. In die tijd had Breda nog geen zeggenschap over de omliggende gemeenten. En de Noordzijde was de enige mogelijkheid voor de stad om uit te breiden.”
“Er werden destijds al wel vraagtekens bij de vorm van bouwen gezet. Er was ook wel kritiek. Er werd bijvoorbeeld gesproken van flatneurose. Dat woord werd vaak al in de mond genomen nog voordat de flats er stonden. Natuurlijk waren er problemen voor de bewoners van dit soort wijken. Maar zoals gezegd, dat kon toen echt niet anders. Dat het nu een probleemwijk is geworden, is natuurlijk jammer. Maar dat hadden we volgens mij niet kunnen voorzien. Je kunt de bevolking nu eenmaal niet spreiden. Als er in een wijk sociaal zwakke gezinnen komen wonen, dan trekken de sterkeren weg. Dat is een sneeuwbaleffect waar je moeilijk iets tegen doet.”
“Ik denk niet dat dit soort wijken in het huidige tijdsbestek nog gebouwd zouden kunnen worden. Dat is ook niet meer nodig. Er is meer welstand en de druk op de woningmarkt is niet meer zo groot als voorheen. Maar als je nu kijkt naar die Vinexwijken, dan doet dat toch een beetje denken aan de wijken van weleer. Daar zie je ook een grote eenvormigheid in bouwstijlen. De wijken worden meestal op een afgelegen stuk grond gerealiseerd. De woningen zijn weliswaar niet bedoeld voor de sociaal zwakkere gezinnen, maar van wat ik ervan hoor zijn die mensen daar ook niet echt gelukkig.”
Voor meer informatie over de naoorlogse stempelbouw volgt u de links in het rechtermenu.