Grozny, de hoofdstad van de Russische deelstaat Tsjetsjenië, werd in 1818 als militaire basis opgericht. Toen begin twintigste eeuw olie ontdekt werd in de regio, groeide de stad enorm. Inmiddels zijn de eigen olievelden nagenoeg uitgeput. Maar Tsjetsjenië bleef belangrijk voor de internationale olie-industrie vanwege een netwerk van oliepijpleidingen dat in Grozny samenkwam. De verbinding Baku-Novorossiisk, die door Grozny liep, was een van de belangrijkste pijpleidingen voor de Russische olie-industrie.
De oliebelangen van Rusland hebben ongetwijfeld een rol gespeeld bij het Tsjetsjeense conflict. Het alternatief, een oliepijpleiding om Tsjetsjenië heen, zou ongeveer tussen de 200 en 250 miljoen dollar gaan kosten. De twee Tsjetsjeens-Russische oorlogen hebben Grozny grotendeels verwoest. De verbinding Baku-Novorossiisk leverde steeds minder op doordat er onderweg werd afgetapt. Uiteindelijk heeft Rusland een pijpleiding om Tsjetsjenië aangelegd.
Sinds het uiteenvallen van de Sovjet Unie heeft de grootmacht aan internationale invloed ingeboet. Met de toegang tot het Kaspische oliereservoir heeft Rusland echter nog een troef in handen. De conflicten in de Kaspische regio maken het gebied riskant voor buitenlandse investeerders. De pijpleiding van Baku-Tblisi-Ceyhan, die buiten Tsjetsjenië om van de Kaspische naar de Zwarte Zee loopt is tot nu toe het enige project van een westers consortium dat werkelijk tot bloei is gekomen. Andere routes zijn voor buitenlandse investeerders nog altijd te risicovol. De relatieve stabiliteit van Rusland maakt het voor Westerse afnemers aantrekkelijk om de Kaspische olie via de Russische olie-industrie in te slaan. Reden genoeg voor Rusland om strakke controle te blijven houden over de Kaukasische regio.