Het ‘Central European and Euroasian Law Initiative’ (CEELI) is een Amerikaanse organisatie die wat aan de chaos binnen de Iraakse rechtbanken probeert te doen. In samenwerking met de Britse regering en het Zweedse ‘International Law Consortium’ zal dit instituut de komende twee jaar 200 Iraakse rechters trainen.
In dit kader werd vorig jaar in Praag het startschot gegeven voor de cursus ‘Judging in a Democratic Society’. Samen met rechters en rechtsgeleerden uit de hele wereld, werd twee weken lang de rol van de rechter in een democratische samenleving besproken. En volgens de directeur van het CEELI, Michel Diedring, was de cursus een groot succes. De 47 deelnemende Iraakse rechters, waaronder de eerste vrouwelijke rechter, waren voorbeeldstudenten waarop weinig valt aan te merken.
“Het was niet de bedoeling tijdens de cursus een Europees of Amerikaans rechtsmodel aan de rechters op te leggen”, zo laat Diedring weten. De praktijkvoorbeelden in de cursus zijn daarom op gesprekken met rechters uit Irak gebaseerd. En de voorbeelden leidden soms tot heftige discussies. Want wat te doen met het idee dat een rechtszaal voor iedereen openbaar moet zijn als daardoor een zelfmoordterrorist zonder problemen naar binnen kan lopen om zich op te blazen. Een andere rechter vroeg zich af hoe om te gaan met corruptie en haalde het voorbeeld aan van een klein jongetje die een geit aan zijn huisdeur had vastgebonden om hem in een rechtszaak om te kopen.
Dat de rechters onder Saddam Hussein lid van de Baath partij zijn geweest, was geen onderwerp van discussie. Volgens Diedring waren het voornamelijk de speciale veiligheidsrechtbanken die een politieke agenda hadden. Deze rechtbanken werden geleid door militaire officieren en waren speciaal opgericht om veiligheidsdelicten te behandelen. Hierbij moet gedacht worden aan belediging van Saddam Hussein, verraad en vreedzaam politiek protest. Op de andere rechtbanken was enigszins sprake van onafhankelijke rechtspraak. “Er zijn gesprekken gevoerd met ongeveer honderd rechters van deze rechtbanken en daaruit blijkt niet dat sprake was van een systeem van ‘telephone judges’, waarbij door het regime werd doorgebeld wat de uitslag in een rechtszaak moest zijn”, zegt Diedring.
Ook Stephen Orlofsky meent dat de Baath partij voornamelijk binnen de veiligheidsrechtbanken actief was. De oud-districtsrechter van New Jersey vertrok in opdracht van de Amerikaanse regering een paar weken na de val van Saddam Hussein naar Irak om daar met een ‘judicial assessment team’ de rechtsorde onder de loep te nemen. De veiligheidsrechtbanken vielen vanwege hun duidelijke banden met de Baath partij buiten het onderzoek.
Orlofsky heeft tijdens zijn bezoek van zes weken 35 Iraakse rechters geïnterviewd. Aan alle rechters vroeg hij of zij lid waren geweest van de Baath partij. En allemaal antwoordden zij ontkennend. Of er werd verteld dat zij slechts een marginale rol binnen de partij hadden gespeeld. Toen één rechter zei dat hij een vrij hoge positie binnen de partij had bekleed en daarmee praktisch zijn ontslagbrief indiende, dacht Orlofsky “deze man moeten we houden, hij is de enige die de waarheid vertelt”.
Ook op de vraag of sprake was van corruptie antwoordden alle rechters ontkennend. Dit terwijl de advocaten die Orlofsky heeft gesproken, geen goed woord over hadden voor de betrouwbaarheid van het juridische proces. Geld en macht konden volgens de advocaten de uitslag van een rechtszaak zeker beïnvloeden. Maar volgens Orlofsky “kan van rechters die onderdeel zijn van een corrupt systeem ook niet worden verwacht dat zij over zichzelf zeggen dat zij corrupt zijn”.
Het ‘judicial assessment team’ heeft uiteindelijk een rapport met aanbevelingen aan Paul Bremer aangeboden. Daarin stond onder meer dat de martelmethoden bij het verhoor moeten worden afgeschaft en dat verdachten het recht moeten krijgen om te zwijgen. Gek genoeg is dit rapport nooit openbaar gemaakt. Zelfs Orlofsky heeft nooit een kopie hiervan ingezien. De woordvoeders van het Amerikaanse Ministerie van Justitie lieten hem weten dat de informatie te gevoelig is om vrij te geven. Maar Orlofsky meent dat in het rapport niets bijzonders staat.
Een andere aanbeveling uit het rapport is dat alle rechters op hun voormalige banden met de Baath partij moeten worden onderzocht. De tijdelijke regering van Irak heeft dit advies overgenomen en een ‘judicial review committee’ in het leven geroepen. En tot nu toe heeft deze commissie 180 van de 860 rechters vervangen. Maar het blijft de vraag of daarmee daadwerkelijk het kaf van het koren is gescheiden.
Orlofsky weet zeker dat de Iraakse rechters de rechtsorde in Irak kunnen herstellen. Er heerst volgens hem een arrogante Anglo-Amerikaanse houding. Het idee dat de rechters een opleiding moeten volgen voordat zij daartoe in staat zijn, is simpelweg niet waar. Toch zijn er nog veel beren op de weg naar een rechtvaardige en onafhankelijke rechtspraak. “Het grote verschil met andere landen waar het rechtssysteem opnieuw op poten is gezet, zoals in Oost-Europa, is de veiligheidssituatie”, zegt Diedring. Het beroep van rechter is extreem gevaarlijk geworden. Zo is op 25 januari jongsleden een rechter geëxecuteerd die in december 2004 aan de eerste cursus van CEELI heeft deelgenomen. Een andere rechter is vermoord nog voordat hij naar Praag kon komen. Het blijft de vraag of de huidige groep rechters in het post-Saddam tijdperk sterk genoeg in hun schoenen staan en zich bij hun toekomstige werkzaamheden niet door dit geweld en fysieke dreigementen zullen laten beïnvloeden.