De verstandhouding tussen de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië gaat terug tot voor de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de VS in 1931 al het nieuw gestichte Saoedi-Arabië erkende, zag het Saudi-Arabië als behorende bij de Britse invloedsfeer in het Midden-Oosten, en de eerste Amerikaanse diplomaat ging pas in 1940 op bezoek bij de toenmalige koning Saud.
De geringe interesse van de VS sloeg om toen er enkele jaren later grote hoeveelheden olie gevonden werden in het koninkrijk. Vertegenwoordigers van de Californische oliemaatschappij onderhandelden met de Saudi-Arabische minister van financiën Abdullah Al Azziz en kregen uiteindelijk de successierechten voor oliewinning in de Hasa-regio, een zeer olierijke provincie in het oosten, voor een periode van maar liefst zestig jaar. In de decennia hierna gingen die rechten gefaseerd over in Saoedi-Arabische handen, maar de Amerikanen hadden de importantie van de olievoorraden inmiddels goed begrepen, en vonden de beschikbaarheid van de olie zelfs belangrijker dan naar wie de winst toeging.
Het Amerikaanse leger begon dan ook al tijdens de Tweede Wereldoorlog met de bouw van een militaire basis in het koninkrijk, vlakbij de olievelden bij Hasa. Deze militaire samenwerking werd in 1951 geformaliseerd in een pact voor militaire assistentie en tot 1973 was de militaire, economische en diplomatieke samenwerking vruchtbaar: Amerika wist zich verzekerd van een stabiele aanvoer van goedkope olie, en Saoedi-Arabië kon rekenen op militaire steun bij bedreigingen van andere Arabische staten.
Maar deze wederzijdse afhankelijkheid kon de enorme verschillen in cultuur tussen het vrije Amerika en het streng islamitische Saoedi-Arabië niet verbloemen. Jarenlang waren de verschillen genegeerd volgens het principe dat als je ergens niet naar vraagt, er ook geen problemen van kunnen komen. Toen Egypte en Syrië in 1973 met een verrassingsaanval Israël probeerden te veroveren, bleek deze vermijdende politiek geen stand te kunnen houden. Met steun van de Verenigde Staten kon Israël de aanval afslaan, maar het kartel van olieproducerende landen OPEC, waar Saoedi-Arabië deel van uitmaakte, strafte Amerika (en Nederland) met een totale olieboycot. Amerikaanse diplomaten dreigden openlijk om de Saoedi-Arabische olievelden desnoods met geweld in te nemen om de aanvoer van olie veilig te stellen. Pas na een uitgebreide diplomatieke rondreis van Henry Kissinger besloot de OPEC de boycot op te heffen, maar de verhouding tussen de twee landen was ernstig verstoord.
De Amerikaanse regeringen hebben sindsdien meer aandacht besteed aan het vredesproces in het Midden-Oosten, terwijl Saoedi-Arabië zich van een goede kant liet zien door binnen de OPEC het pressiemiddel van een boycot van de agenda te halen en de verhoudingen trokken langzaam weer aan. Toen de Saoedi-Arabische koninklijke familie zich eind jaren zeventig bedreigd voelde door de revolutie in Iran en door Irak, wendde het koninkrijk de oliewinsten aan om een flink leger te bouwen, met Amerika als de belangrijkste leverancier van wapens en militaire diensten. In de jaren tachtig werd een aantal grote wapendeals gesloten tussen beide landen, al hield het Amerikaanse congres sommige leveranties, zoals die van de Lance korte-afstandsrakketten, tegen.
De militaire samenwerking kwam buitengewoon goed van pas toen Saddam Hoessein begin jaren negentig het olierijke staatje Koeweit binnenviel. Amerika kreeg al snel toestemming om troepen in het koninkrijk te stationeren, al schijnt kroonprins Abdullah verzucht te hebben te hopen dat het Amerikaanse leger weer weg zou gaan zodra het geaar geweken was. Maar nadat de troepen van Saddam Hoessein weer terug gejaagd waren naar Irak, gingen de troepen helemaal niet weg. De Amerikaanse luchtmachtbases werden daarnaast, tot ongenoegen van de Saoedi’s, ook gebruikt om de no-fly-zones boven Irak te handhaven. De Amerikaanse aanwezigheid in Saoedi-Arabië was in de jaren negentig groter dan ooit. Zo werden naast het Amerikaanse leger, ook enkele privaat-militaire bedrijven ingehuurd om diensten te leveren voor het Saoedi-Arabische bewind. Zo werd Vinnell ingehuurd om de Nationale Garde van het oliestaatje te trainen.
Onder president Clinton verslechterde de verhouding tussen de twee landen verder. Weliswaar bouwde hij krediet op voor zijn pogingen het vredesproces in het Midden-Oosten vlot te trekken, de voortdurende aanwezigheid van grote hoeveelheden Amerikaanse troepen wekte steeds meer irritatie op, en de diplomatieke banden werden vanuit Washington verwaarloosd. Tegelijk groeide de aanhang van moslim-fundamentalistische groepen, en gingen er steeds meer stemmen op dat de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in de twee meest heilige plaatsen van de Islam, Mekka en Medina, als zeer storend werd ervaren. De eerste aanslag op werknemers van Vinnell in Saoedi-Arabië in 1995, was daar een eerste uitbarsting van.
Maar de verhoudingen werden definitief verstoord toen bleek dat vijftien van de negentien vliegtuigkapers op 11 september 2001 van Saoedische afkomst waren. De diplomatieke incidenten volgden elkaar in rap tempo op: De beperkte hulp van het Saoedische koningshuis in de pogingen om Al-Qaeda financieel aan te pakken, de toenemende Amerikaanse steun aan Israel en het opsluiten van Saoedi’s in de gevangenis op Guantanamo Bay zijn slechts enkele voorbeelden. De Saoedi reageerden door Amerikaanse producten te boycotten, en investeringen terug te trekken uit de Verenigde Staten. En tot slot lijkt Saoedi-Arabië, als grootste olieleverancier, langzaam bereid om in de OPEC voor te stemmen voor een voorstel om olie voortaan te verhandelen in euro’s in plaats van in dollars; een beslissing die verregaande gevolgen zou kunnen hebben voor de waarde van de dollar.
De verslechterde relatie heeft tot gevolg gehad dat het Amerikaanse leger zich versneld heeft teruggetrokken uit Saoedi-Arabië. In de aanloop van de oorlog in Irak werd een groot centraal commandocentrum aangelegd in Qatar. Maar privaat-militaire bedrijven, zoals Vinnell, zijn nog steeds aanwezig, en gaan door het met trainen van de Saoedi-Arabische Nationale Garde. Maar recente aanslagen, zoals die in Riyadh in mei vorig jaar, laten zien dat ook die verre van gewenst zijn.