In april van dit jaar kwam een aantal geologen in Parijs bij elkaar. Hun boodschap was somber. De olieproductie heeft zijn top bereikt, en als er al nieuwe voorraden gevonden worden dan zijn dat marginale hoeveelheden. Terwijl de vraag naar olie de komende jaren snel stijgt (klik op het plaatje hiernaast voor een schatting van de geologen, zie ook link 3). Het gevolg: extreme prijsfluctuaties, economische en politieke instabiliteit. De afhankelijkheid van olie voedt oorlogen en terrorisme. Daarnaast is er natuurlijk de dreiging van een versterkt broeikaseffect als gevolg van het alsmaar toenemende gebruik van olie.
Het antwoord op dit dreigende olietekort en het versterkte broekaseffect lijkt door wetenschappers, trendwatchers en politici eensgezind gevonden te worden in de toepassing van waterstof. Rifkin betoogt: "Het einde van het olietijdperk is in zicht." (…) "We moeten nu beginnen met de overschakeling naar een waterstofeconomie". Dat is inmiddels ook de mening van de President van de Europese Commissie Romano Prodi, die zich laat adviseren door Rifkin. De Amerikaanse futuroloog en oud-onderzoeker voor Shell Peter Schwartz formuleert het in een opzienbarend artikel in Wired zo: "Er is een soort 'man-op-de-maan-project ' nodig. De komende tien jaar moet er door de VS minstens 100 miljard dollar in de waterstofeconomie gepompt worden. Zolang de VS afhankelijk is van olie blijft de VS verwikkeld in olieoorlogen en het doelwit van terrorisme." (link 4)
Hoewel het principe van waterstof al zo’n 160 jaar bekend is (link 5), kan waterstof tegenwoordig worden ingezet dankzij een technologische doorbraak die zo'n tien jaar geleden plaatsvond. Men ontwikkelde een cel waarmee je waterstof efficiënt om kunt zetten in elektriciteit met als enige afvalproducten warmte en water.
Sinds de doorbraak van deze brandstofcel in 1993 zijn de olie-industrieën, de autofabrikanten en de energiemaatschappijen zich bewust geworden van de mogelijkheden van waterstof. Waterstof kent vele voordelen: het kan gemaakt worden met bijna elke denkbare energiebron, waterstof is het ideale opslagmedium voor duurzame energie en het is volkomen schoon, bij verbranding houd je water over.
De vooruitgang op technologisch gebied is volgens velen een teken aan de wand dat de mondiale energievoorziening binnenkort op zijn kop gezet zal worden. "Het is een revolutie, groter dan de uitvinding van de computer of de verbrandingsmotor”, aldus Byron McGormick van General Motors. De auto-industrie heeft hoge verwachtingen van de waterstoftechnologie. De autogigant General Motors wil rond 2010 beginnen met de massaproductie van auto's op waterstof (link 6). Het gaat om auto's waarin de verbrandingsmotor vervangen is door de combinatie van een brandstofcel en elektromotoren. Technologische doorbraken hebben ervoor gezorgd dat die cel nu ook op grote schaal inzetbaar wordt.
GM ontwikkelt op dit moment een revolutionair nieuw concept voor de auto. Door het gebruik van de brandstofcel wordt de waterstofauto namelijk een kleine elektriciteitscentrale, groot genoeg om twee of drie huishoudens van energie te voorzien. Daarmee wordt het mogelijk om decentraal energie op te wekken.
En dat zou volgens Rifkin wel eens kunnen leiden tot een geheel andere vorm van energiedistributie dan momenteel het geval is in de wereld. In plaats van een relatief klein aantal grote energiecentrales die energie opwekken en verkopen aan de consument, zorgt de efficiënte opslag van energie in waterstof ervoor dat energie op veel kleinere schaal kan worden opgewekt en verder gedistribueerd.
"Door gebruik te maken van de mogelijkheden van waterstof, de brandstofcel, elektriciteitsnetwerk en computernetwerken, krijgen de mensen zelf zeggenschap over de energievoorziening. Pas dan krijgt de opmerking 'Power to the People' letterlijk betekenis.", aldus Jeremy Rifkin. Waterstof is in zijn visie een soort schone bevrijdingsbrandstof, waarvan niet alleen de grote spelers in de energiemarkt zullen profiteren. Met name voor ontwikkelingslanden ziet hij nieuwe kansen, omdat het potentieel aan energiebronnen (zon, water, wind) veel beter benut kan gaan worden.
Rifkin stelt zich in zijn boek een soort Wereldwijd Waterstof Web voor, een mondiaal netwerk van energiedistributie, vergelijkbaar met de structuur van het internet. Waterstof kan gemaakt worden uit duurzame bronnen als wind, zon, waterkracht of geothermische energie. Dat is goed voor het milieu maar ook praktisch voor derdewereldlanden, die eveneens over deze bronnen beschikken. Door de energie van dit soort bronnen op te slaan in waterstof kunnen ook derdewereldlanden hun eigen brandstof maken en distribueren. "Alleen op die manier kan de derde wereld zich ook daadwerkelijk ontwikkelen, want zolang de mensen in de derde wereld op zoek moeten naar koemest of brandhout om in hun energiebehoefte te voorzien, zullen zij nooit zich nooit kunnen ontwikkelen." (link 7 en 8).