Tijdens de Tegenlicht-bijeenkomst Maakbaar Nederland die donderdag 3 april in de Balie voor pers en andere belangstellenden werd gehouden, schalde de lach regelmatig door de zaal. De inkijkjes in diverse inburgeringsklasjes, zoals vertoond in Marije Meermans film De uitverkorenen, zijn dan ook vaak hilarisch – en soms onthutsend.
Noem eens een bekende Nederlander, vraagt een docent aan een groepje kersverse cursisten. Het blijkt een vrijwel onmogelijke opgave. Zelfs de naam van Cruijff komt niet over de lippen. Ten langen leste is er iemand die wel eens van André Hazes heeft gehoord, waarna een collega-cursist schoorvoetend volgt met die andere populaire Hollandse zanger: Marco Borsato.
Noem eens een bekende Rotterdammer, luidt een volgende vraag. Oorverdovend zwijgen. Wie is Erasmus? Verbaasde gezichten. Maar weten jullie dan hoe de burgemeester van Rotterdam heet? Doodse stilte vult het zaaltje.
Ja, ben je even geneigd te denken, als het op deze manier gaat, dan is het niet eens zó vreemd dat ‘inburgeringswethouder’ Sjaak van der Tak de mensen desnoods wel vijf jaar de kans wil geven om in te burgeren.
Eén ding is zeker. Het bestuurlijk college in de Maasstad (CDA, VVD en Leefbaar Rotterdam) pakt de zaken grondig en voortvarend aan. Nieuwkomers moeten nu echt hun weg leren vinden in de Nederlandse samenleving, want: er is veel te weinig sociale samenhang, de balans is zoek. Het is hoognodig dat al die buitenlanders de Nederlandse taal onder de knie krijgen, en inzicht krijgen in de normen en waarden zoals die hier gelden. En een toefje cultuur in iets engere zin meegeven, is ook nooit weg. Alleen, hoe werkt dat in de praktijk?
Op het schoolbord van het Turkse klasje staan rijtjes eigenschappen van Nederlanders respectievelijk Turken genoteerd. Zijn er overeenkomsten? Of wellicht duidelijke verschillen, waarmee nieuwkomers dus rekening mee zullen dienen te houden?
Eigenlijk komen de Nederlanders er nog best redelijk van af. Ze zijn behulpzaam, best gastvrij, zij het wat zuinig. ‘Gierig kan je beter zeggen,’ roept er een. Maar lui zijn wij Nederlanders absoluut niet. Turken wel, vindt iemand met zelfspot: ‘Wij zitten constant in het koffiehuis.’
Wonderbaarlijk zijn de scènes waarin de groepjes in te burgeren personen zich door de ‘kunstzinnige vorming’ heenslaan. De vriendelijke docente heeft opdracht gegeven een boom te schilderen. En ja, hoor, met de tong tussen de tanden wordt de schilderkunst beoefend. Wie had gedacht dat inburgeren zo aangenaam kon zijn?
Het is zo’n moment waarop de vraag naar de zin van dit alles even opborrelt. Zeker als men bedenkt dat zo’n eerste inburgeringstraject, zoals Van der Tak ergens in de film laat weten, per nieuwkomer al gauw zo’n 14.000 euro kost.
Van der Tak, ook aanwezig op de Tegenlicht-dag, vond het overigens een ‘fantastische film’, bedankte de VPRO hartelijk, maar liet weten dat er svp nog geen conclusies getrokken kunnen worden, immers: ‘We zijn nog maar net op weg.’
Programmamaakster Marije Meerman was zich daar uiteraard ook van bewust, maar wilde niettemin alvast eens kijken hoe de eerste schreden op het pad van de inburgering nieuwe stijl worden gezet.
‘Halverwege vorig jaar vroegen we ons af wat de gevolgen zouden worden van de nieuwe door Fortuyn ingezette politieke koers. In Rotterdam waren Leefbaar Rotterdam, CDA en VVD er redelijk snel uit, dus dachten we: daar kun je op micro-niveau misschien al zien wat de gevolgen zijn van zo’n nieuwe politiek.
Een belangrijk element was het Deltaplan Inburgering. Het leek me interessant om te kijken hoe hij zoiets aanpakt en hoe het uitpakt.
Nieuwkomers krijgen de eerste vijf weken lessen maatschappijoriëntatie in de eigen taal, dat wil zeggen in het Turks, Arabisch of Papiaments. Dat gebeurt door docenten die hier al lang ingeburgerd zijn. Gedurende die periode wordt onderwezen hoe onze samenleving in elkaar zit. Daar heb ik me op geconcenteerd, het leek me leuk om als het ware op de vierkante millimeter te kijken hoe je mensen duidelijk maakt wie of wat wij Nederlanders zijn. En waar er verschillen liggen. In de praktijk hield dat in dat ik op het ROC Zadkine, dat als opleidingscentrum fungeert, uren en uren in klaslokalen heb zitten filmen.’
Maar Meerman zat niet alléén in klasjes, ze volgde ook Van der Tak op beslissende momenten voorafgaand en tijdens de daadwerkelijke cursus: we zien hoe hij het plan aan de gemeenteraad presenteert, we zien hem in actie bij de perspresentatie, en ook filmde Meerman tijdens vergaderingen van de commissie (met wijze mannen als socioloog CDA-ideoloog Anton Zijderveld en socioloog/filosoof Gabriel van den Brink) die filosofeert over de vraag wat die buitenlanders nu precies van ons en onze geschiedenis dienen te weten.
Meerman: ‘Het mooie is dat de docenten zelf ook oorspronkelijk uit Marokko, Turkije of de Antillen komen. En die kunnen dat misschien wel beter overbrengen dan “echte” Nederlanders. Omdat ze zelf zo’n proces hebben doorgemaakt, maar ook omdat ze soms bepaalde taboes eerder bespreekbaar durven maken, zoals homoseksualiteit. Merkwaardig genoeg ja. Maar ik heb bijvoorbeeld gesproken met een Nederlandse docente die lesgaf aan mensen die al anderhalf jaar in Nederland waren: zij wilde het onderwerp niet ter sprake brengen. Dat zou teveel spanningen in de groep opleveren, want er zat ook een homoseksuele leerling bij. Toen dacht ik: als dat na anderhalf jaar nog niet kan, wat ís dat dan voor onderwijs?
Het ene moment denk ik: wat geweldig dat dit allemaal bedacht is en georganiseerd wordt. Maar aan de andere kant: tot hoe ver ga je? Geef je die mensen niet het idee dat deze samenleving alles voor jou regelt en dat ze in een gespreid bedje vallen? Het woord pampering is vaak bij me opgekomen: wat leer je die mensen aan eigen verantwoordelijkheid? Ik word voortdurend heen en weer geslingerd. Daarom heb ik de film ook zo proberen te monteren. Soms denk je: wat een onzin. Maar soms ook: ja, er zit wat in.’